Onafhankelijke informatie over recht en rechtsonzekerheid rond de nalatenschap, voor en na overlijden | Testament of codicil maken? Erfenis of legaat gekregen? Onterfd? Nalatenschap beheren, afwikkelen en verdelen? Dit kennisplatform werkt aan vrij toegankelijke, goed onderbouwde informatie over het Nederlands erfrecht.
Juridisch moedig arrest erfrecht, mooie voorzet advocaat: Hof Arnhem 30 mei 2023 | Beuningse martelmoord (onwaardig te erven) Update: bevestigd HR 6 december 2024
Juridisch moedig arrest erfrecht, mooie voorzet advocaat: Hof Arnhem 30 mei 2023 | Beuningse martelmoord (onwaardig te erven) Update: bevestigd HR 6 december 2024

Juridisch moedig arrest erfrecht, mooie voorzet advocaat: Hof Arnhem 30 mei 2023 | Beuningse martelmoord (onwaardig te erven) Update: bevestigd HR 6 december 2024

1. Leerstuk onwaardig om te erven

Iemand die onwaardig is volgens de wet, erft niet

Als basisbeginsel mag iedereen voordeel genieten uit een nalatenschap. Er zijn echter uitzonderingen, en één
daarvan zijn personen die ‘onwaardig zijn om uit de nalatenschap voordeel te trekken’, de ‘onwaardigen‘. Het Nederlands erfrecht kent in artikel 4:3 BW een limitatieve opsomming van de gevallen van onwaardigheid. Deze houden allemaal verband met ernstige misdragingen tegenover de erflater. Deze handelingen liggen tussen het ergst denkbare, namelijk het om het leven brengen van de erflater (‘de bloedige hand erft niet’), tot iets minder erg: het verduisteren van de uiterste wil.

De wet laat de onwaardigheid van rechtswege werken, maar om een zaak bij de rechter te krijgen moeten belanghebbenden er een beroep op doen. Ligt een zaak om een andere reden bij de rechter, hoort de rechter op eigen initiatief (‘ambtshalve’) te onderzoeken of sprake is van onwaardigheid, en deze zonodig vaststellen.

Een erflater kan iemand zijn daden vergeven, dan vervalt de onwaardigheid (art. 4:3 lid 3 BW).

Als standaard-arrrest in het Nederlands erfrecht over de vraag of een erfgenaam onwaardig is te erven, geldt het arrest ‘moordhuwelijk’ uit 1990. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens wees in 2009 een internationaal richtingwijzend arrest: EHRM 01-12-2009, NJ 2010, 206, | Velcea en Mazăre / Roemenië (De Roemeense erflater).

Verder lezen over het leerstuk ‘onwaardigheid’

○ Mr. M. de Vries Promotieonderzoek ‘Onwaardigheid’ van Marije de Vries, Rijksuniversiteit Groningen (2023) Open Access
○ Mr. F.W. Brans en mr. Ph.A.J. Raaijmaakers, Is een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling steeds vereist voor onwaardigheid van rechtswege ex artikel 4:3 lid 1 sub a BW? TE 2022, afl. 6 (open access)
○ M. de Vries & D. Leire, Onwaardigheid in België en Nederland na ‘De Roemeense erflater’, TE 2022, afl. 3, p. 64-70
○ M. de Vries, Onwaardigheid en de redelijkheid en billijkheid: artikel 4:3 BW is niet zo limitatief als het lijkt, TE 2021, afl. 6, p. 113-118
○ M. de Vries, Vergeving bij onwaardigheid, TE 2018, afl. 2, p. 38-41

2. Arrest Hoge Raad 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1797 | Beuningse martelmoord

In een recente zaak speelt hetzelfde vraagstuk rond recht en rechtvaardigheidsgevoel. Rb Gelderland (Zutphen) 26-01-2022, Hof Arnhem-Leeuwarden 30-05-2023 en HR 06-12-2024, Beuningse martelmoord.

Casus – Eiser in de zaak is één van twee kinderen van [vader van eiser] (hierna: vader) en [moeder van eiser] (hierna: moeder), die in algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren. Op 20 oktober 2003 is moeder overleden. Bij testament heeft zij haar nalatenschap nagelaten aan haar echtgenoot, haar zoon (eiser) en dochter hebben een vordering op de vader bij diens overlijden. Op 28 november 2011 is vader overleden. Op grond van zijn testament zijn eiser en zijn zus beiden (enig) erfgenamen voor gelijke delen. In het testament is een uitsluitingsclausule opgenomen, inhoudende dat hetgeen uit de nalatenschap zal worden verkregen niet in enige gemeenschap van goederen zal vallen.

Op 20 maart 2013 is de zus van eiser in gemeenschap van goederen gehuwd met [gedaagde]. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren. Op 31 maart 2015 is de zus van eiser door gedaagde om het leven gebracht. De zus van eiser heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt.

Bij vonnis van 10 februari 2016 van de rechtbank Gelderland (strafzaken) is bewezen verklaard dat gedaagde de zus van eiser opzettelijk van het leven heeft beroofd, doodslag (art. 287 Sr). Gedaagde mishandelde zijn echtgenote gedurende een langere periode op een gruwelijke manier, ze overleed uiteindelijk aan het toegebrachte letsel. De strafrechter oordeelde dat doodslag (artikel 287 Sr) bewezen was, maar gedaagde werd niet toerekenbaar verklaard vanwege een psychische stoornis. Ontslag van alle rechtsvervolging en ’tbs’ (ter beschikking stelling aan de regering).

  • Waarschuwing: de rechterlijke uitspraken bevatten details uit de strafzaken waar gruwelijke mishandeling van een bejaarde vrouw worden beschreven – hieronder zijn de juridische argumenten voor de conclusie van het hof zonder dergelijke feiten beschreven.

Rechtsvraag: is de man onder de gegeven omstandigheden onwaardig om voordeel te trekken uit de nalatenschap van zijn echtgenote, artikel 4:3 BW.

De Kantonrechter oordeelt dat de wet geen ruimte biedt voor het oordeel dat sprake is van onwaardigheid (ECLI:NL:RBGEL:2022:498, met annotatie van M. de Vries in ERF 2022/160). De rechtbank lijkt hier dichtbij te willen blijven bij het arrest van het gerechtshof van Amsterdam uit 1976 (ECLI:NL:GHAMS:1976:AC3027). In die zaak oordeelde het hof, onder verwijzing naar de Code Civil en de eerder in Nederland geldende Franse ‘Code Penal, over het ‘ombrengen’, dat een veroordeling plaats moet hebben gehad. Oftwel: de verdachte moet strafbaar zijn.

Prof. mr. Martin-Jan van Mourik, emeritus hoogleraar notarieel recht en oud notaris analyseerde de uitspraak van de civiele rechter in Zutphen voor dagblad De Gelderlander (► naar artikel in De Gelderlander):
,,Juridisch ligt de zaak niet eenvoudig”, zegt hij, D. staat in de civiele rechtszaak sterk. ,,Bij een echtscheiding zou hij niets van het door zijn echtgenote geërfde vermogen hebben verkregen. Maar ja, het is niet tot echtscheiding gekomen en daar heeft hij zelf voor gezorgd.” Volgens het wettelijk erfrecht is de echtgenoot enig erfgenaam als er geen afstammelingen zijn en er geen – rechtsgeldig – testament is gemaakt met een andere regeling. De uitsluitingscausule van Hetty’s overleden ouders biedt niet meteen soelaas, vreest Van Mourik. Ook daar maakt D. kans. ,,De nalatenschap van de overledene is dan de helft van de huwelijksgemeenschap en het eigen vermogen van de overleden persoon.”

,,Zo’n uitkomst is zeer onbevredigend en strijdig met het rechtsgevoel”, vindt ook Van Mourik. ,,De rechter zou dus artikel 4:3 van het Burgerlijk Wetboek ruim moeten uitleggen om deze uitkomst te voorkomen. Dat kan alleen een moedige rechter.”

Of de wetgever de positie van tbs’ers over het hoofd heeft gezien? Volgens Van Mourik kun je als wetgever niet alles vastleggen. ,,Je kunt het zo gek niet bedenken of het gebeurt. Rechters moeten de wet uitleggen. Je hebt twee soorten rechters. Er zijn er die strikt de letter van de wet volgen. Dat zijn letterknechten. Daar heb ik helemaal niets mee. Een rechter moet zich in de zaak kunnen verplaatsen. Hij moet de omstandigheden en de verhoudingen in acht nemen. De rechtvaardigheid is hier zwaar in het geding. Maar niet iedere rechter laat dat feit de doorslag geven. ”Recht en rechtvaardigheid zijn soms twee verschillende dingen. De creatieve rechter zou proberen de onwaardigheidsregel ruim uit te leggen, ondanks de historie van die regel. In hoger beroep zijn er in deze zin kansen voor de broer. Uiteindelijk zal dan de Hoge Raad wel uitmaken of de rechter te ver gegaan is.” Martin-Jan van Mourik

Een typische gedachtegang vanuit de belevingswereld en beroepscultuur van het notariaat, waar breed het adagium van tegendraadsheid als nastrevenswaardig geldt: ‘doet de overheid het niet, dan doen notarissen dat‘.1 Waarbij dan eigen modelregelingen worden bedacht die de wet omzeilen en worden toegepast in de praktijk van het opmaken van akten. Voor de advocaat die een rechtszaak moet voorbereiden, en rechters die moeten oordelen, gelden over het algemeen andere regels. Het gaat bij een rechterlijk oordeel niet om een individuele akte die de kluis in gaat en er kan niet een eigen wetje worden gebruikt waarna het dan afwachten wordt of de Hoge Raad het oordeel casseert of niet. De advocaat kan niet eenvoudig voordragen dat de rechter moedig moet zijn omdat hij hem anders een letterknecht vindt. Er moeten concrete feiten en omstandigheden worden voorgedragen en een norm of maatstaf die de rechter kan gebruiken, passend binnen de rechtsvorming in Nederland. De rechtspraak moet het hebben van zorgvuldigheid, precisie en een genuanceerde afweging.2

Minister van Rechtsbescherming Franc Weerwind wil het hoger beroep afwachten. ‘De maatstaven van redelijkheid en billijkheid bieden de rechter ruimte om vanwege de bijzondere omstandigheden van het concrete geval een erfenis aan een erfgenaam te ontzeggen.’ 3

De zaak gaat als volgt verder. De familie van de gedode vrouw stelde hoger beroep in.

Het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde bij arrest van 30 mei 2023 tot onwaardigheid, ECLI:NL:GHARL:2023:4522. Niet door ruime uitleg van Nederlandse wetgeving (art. 4:3 BW), maar via jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie over het recht op familieleven. Een door de advocaat van appellant aangereikte mogelijkheid en degelijk voorbereidend werk in de literatuur.

Het hof bekijkt het Nederlands recht uitgebreid en van alle kanten, gaat terug tot de Code Napoleon, maar ziet daar geen enkele mogelijkheid om het wetsartikel breed uit te leggen:

  • “De vraag of artikel 4:3 lid 1 onder a BW zo moet worden uitgelegd dat daaronder ook valt de situatie dat de daad wel, maar de dader wegens ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar is, zou als alleen wordt gelet op de gangbare betekenis van de bewoordingen van de bepaling, de wets- en rechtsgeschiedenis, verwante bepalingen in het Burgerlijk Wetboek en de strekking van de bepaling met “nee” moeten worden beantwoord.”

Het hof ziet wel mogelijkheden in een door de advocaat van de broer van de doodgeslagen vrouw naar voren gebrachte zaak waarover het Europese Hof van Justitie oordeelde. Het Hof vervolgt:

  • “Daarmee is echter nog niet alles gezegd over de uitleg en toepassing van deze bepaling. [Appellant] vraagt nadrukkelijk bij de uitleg en toepassing van artikel 4:3 lid 1 onder a BW ook de artikelen 2 en 8 EVRM te betrekken en verwijst naar de uitspraak van het EHRM in de zaak van de Roemeense erflater.3 4 In deze zaak ging het om de echtgenoot die eerst zijn vrouw en zijn schoonmoeder doodde en enkele uren daarna de hand aan zichzelf sloeg. De echtgenoot liet twee brieven achter waarin hij schreef dat hij zijn vrouw en schoonmoeder had vermoord. Door de zelfmoord van de echtgenoot kon het niet tot een strafrechtelijke procedure komen en dus ook niet tot een strafrechtelijke veroordeling. Een strafrechtelijke veroordeling was destijds ook in het Roemeense recht een voorwaarde, om tot onwaardigheid van een erfgenaam te komen. De Roemeense rechter(s) hanteerden een strikte lezing van de wet en verklaarden de echtgenoot niet onwaardig omdat een strafrechtelijke veroordeling ontbrak. Hierop hebben de vader en de zus van de vermoorde echtgenote zich met een klacht gewend tot het EHRM vanwege onder meer schending van artikel 8 EVRM.”
  • Het Europese Hof oordeelde over de klacht van de vader en zus dat ‘family life’ niet alleen ziet op sociale, morele of culturele belangen, maar ook op materiële belangen zoals erfrechtelijke kwesties tussen naaste verwanten. Vervolgens zet het Europese Hof de twee belangen tegenover elkaar, te weten die van de vader van de vermoorde echtgenote (die wil dat de echtgenoot onwaardig wordt verklaard) en het belang van de broer van de echtgenoot/de dader om te kunnen erven van zijn broer (waaronder begrepen dus ook de erfenis van de vermoorde echtgenote). En weegt beide belangen tegenover elkaar af. De eis van een onherroepelijk veroordeling voor moord als vereiste voor onwaardigheid kan zijn rechtvaardiging vinden in de bescherming en de rechten en vrijheden van anderen (artikel 8 lid 2 EVRM). Niet is vereist, zo vervolgt het Hof, dat een lidstaat bepalingen opneemt die zien op onwaardigheid. Maar als die bepalingen er wel zijn, dan moeten ze worden toegepast op een wijze die overeenstemt met het doel daarvan. Een te strikte toepassing van de wettelijke bepaling kan in strijd komen met artikel 8 EVRM, aldus nog steeds het Hof. Over de Roemeens zaak oordeelde het Europese Hof, dat gezien de bijzondere omstandigheden daarvan, de interpretatie van de Roemeense gerechten over de onwaardigheid te restrictief is geweest, waardoor het ‘family life’ van de vader van de vermoorde echtgenote is geschaad. Die bijzondere omstandigheden kenmerkten zich hierdoor, dat er geen enkele twijfel bestond over de schuld aan de dood van de echtgenoot, de bekentenis van de echtgenoot en de erkenning daarvan door de familie van de echtgenoot. Het Europese Hof concludeert uiteindelijk dat, gezien de zeer bijzondere omstandigheden van de zaak en rekening houdend met de beperkte beoordelingsruimte die een verdragsstaat heeft in zaken betreffende ‘family life’, geen juist evenwicht is gevonden tussen de belangen van de vader van de vermoorde echtgenote en de belangen van de rechtsopvolger (de broer) van de echtgenoot. Unaniem wordt een schending van artikel 8 EVRM aangenomen.”

Verdere rechtsoverwegingen van het Hof Arnhem-Leeuwarden vanaf rov 3.26

De conclusie
3.33.
Het hoger beroep slaagt. Het hof zal het vonnis van de rechtbank Gelderland van 26 januari 2022 zowel in conventie als in reconventie vernietigen en in deze zaak een eindbeslissing geven. Het hof zal in conventie voor recht verklaren dat [geïntimeerde] onwaardig is om uit de nalatenschap van [de zus] voordeel te trekken en dat hem geen aanspraak toekomt op haar nalatenschap. Het hof zal alle andere vorderingen in conventie en reconventie en de aanvullende vorderingen van [appellant] in hoger beroep afwijzen.”

Update januari 2025

Hoge Raad bevestigt arrest Hof

Volgens de Hoge Raad heeft de man de vrouw op “gruwelijke wijze” om het leven gebracht. “Hij heeft zich jarenlang op agressieve, grensoverschrijdende en angstwekkende wijze gedragen tegen de vrouw, de broer en andere familie van de vrouw. Hij heeft haar geïsoleerd van haar familie en vrienden.”

Daarnaast heeft hij zich “op zeer agressieve wijze bemoeid met de afwikkeling van de nalatenschap”, overweegt de Hoge Raad. En daarbij waren de man en vrouw maar twee jaar getrouwd. “Onder meer deze omstandigheden maken het volgens de Hoge Raad onaanvaardbaar dat hij aanspraak zou hebben op de nalatenschap van de vrouw”, luidt het eindoordeel. Hoge Raad 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1797


naar pagina: standaardarresten erfrecht

Nieuwe berichten erfrechtblog ‘Lang leve de nalatenschap

Voetnoten | bronvermeldingen en commentaar
  1. Mr. dr. R. Brinkman, Heeft het Radar(+)-testament de toekomst? Financieel Tijdschrift Vermogen (2020) []
  2. Jan Vranken in NJB 2020/8, Wie beschermt de rechtspraak? []
  3. Minister snapt de ‘maatschappelijke verontwaardiging’ over erfeniskwestie in de ‘Beuningse Martelmoord’, De Gelderlander, 15-10-2022, Henk van Gelder. []
  4. EHRM 1 december 2009, ECLI:NL:XX:2009:BL6889 (Velcea en Mazare/Roemenië), NJ 2010/206 met noot S. Perrick. []
____________________________________________

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *