Bespreking arrest Hoge Raad 21-09-2008 over executeur testamentair; de interpretatie van prof. Bernard Schols en annotatie prof. mr. André J.M. Nuytinck: ‘De rechtspositie van de executeur naar oud en geldend erfrecht, alsmede het rechtskarakter van de verdeling’
Ars Aequi AA20090044 Erfrecht; verdeling nalatenschap; bevoegdheden executeur en door deze in acht te nemen zorg; schadeplichtigheid executeur; beheer effectenportefeuille door executeur; aanvaarding effecten door erfgenaam geen verdeling als bedoeld in artikel 3:182 BW.
► zie voor andere arresten: Standaard arresten erfrecht
Laatste update: januari 2025
1. Bespreking interpretatie arrest Bernard M.E.M. Schols
Dit is het mijlpaal arrest dat door deeltijdprof. mr. dr. Bernard Schols uit ten treure wordt genoemd omdat de Hoge Raad in rechtsoverweging 4.2 een beknopte samenvatting zou hebben gegeven van zijn dissertatie (als serieus grapje). In de paragrafen over de executeur in het Handboek erfrecht Van Mourik van B. Schols, wordt het arrest meer dan tien keer aangehaald. Schols schuwt er zich bovendien niet voor, het te doen voorkomen alsof zijn stellingen in de dissertatie met dit arrest min of meer tot geldend recht zijn verheven. Quod non.
1.1 Opvattingen Schols over ware aard executeur
In zijn dissertatie uit december 2007 komt Schols tot de slotsom, dat de ware aard van de executeur door de eeuwen heen er in is gelegen:1
- dat hij als vertrouwensman van erflater,
- in diens ‘quasi-opdracht’,
- in een periode waar “het vermogen van de erflater na overlijden in overgang naar de erfgenamen” is,2
- “in de vorm van een ‘dual ownership’ (erfgenamen èn executeur)”,3
- als vertegenwoordiger van erflater – niet van de gezamenlijke erfgenamen, zoals art. 4:145 lid 2 BW letterlijk zegt,
- de wensen van erflater uitvoert,
- waarbij het belang van erflater in beginsel voor gaat op de belangen van de erfgenamen.4
De kenmerken die Schols beschrijft, passen bij de middeleeuwse rechtsfiguur exécuteur-testamentaire uit het recht van de Rooms-Katholieke Kerk. Een rechtsfiguur die werd gebaseerd op een nog oudere rechtsfiguur uit het oud-Germaans – seculier – recht, de Treuhand of Saalman. In veel Nederlandse gewesten heeft een rechtsfiguur met zulke vergaande bevoegdheden in het seculier recht nooit bestaan. Onder Napoleon is in de Code Civil een sterk gekortwiekte versie opgenomen en deze gekortwiekte versie is overgenomen in het Nederlands Burgerlijk Wetboek van 1838. De Hoge Raad besliste in een historisch standaardarrest dat de taken van de executeur-testamentair bij testament niet kunnen worden uitgebreid buiten de kring van bevoegdheden die de wet geeft. De Raad achtte dat in strijd met de aard van de executele (HR 9 juni 1905, W 8240 (Hendrikse/Geensen). Dezelfde gedachtegang ontwikkelde zich ook tot heersende leer waar het ging om de bevoegdheden die rechtsgeldig bij testament aan de bewindvoerder kunnen worden verleend:5
Volgens art. 1066 stelt de erflater den bewindvoerder aan, ten einde de nagelaten goederen te beheeren. Gewoonlijk leidt men uit het bezigen door de wet van het woord “beheeren” af, dat de bewindvoerder enkel bevoegd is tot daden van beheer, dus daden van beschikking hem niet zijn toegestaan. In beginsel mag volgens de heerschende leer de bewindvoerder derhalve niet vervreemden en bezwaren. Slechts voor zoover vervreemden, gelet op bijzondere omstandigheden, als een daad van beheer valt aan te merken, acht men haar geoorloofd.
In de vijftig jaar durende parlementaire aanloop naar de totstandkoming van de huidige wet erfrecht, verklaarden de achtereenvolgende ministers meermaals dat de bevoegdheden van de executeur naar nieuw recht kunnen worden beperkt maar niet kunnen worden verruimd. Taak van de executeur is de erfgenamen als vertrouwenspersoon van erflater te vertegenwoordigen in het beheer van de erfgemeenschap omwille van de voldoening van schulden die opeisbaar zijn. Zo wordt een ordelijke voorbereiding op de verdeling geborgd.6 Wil een testamentmaker de executeur meer bevoegdheden geven kan dat door middel van de uiterste wilsbeschikkingen voor testamentaire last en het testamentair bewind. De bevoegdheden en verplichtingen van de testamentair bewindvoerder kunnen bij uiterste wil (LET OP, art. 4:171 BW spreekt niet van ‘uiterste wilsbeschikking’) worden verruimd en beperkt, maar de testamentmaker moet daarbij blijven binnen de grenzen van de rechtsfiguur bewind en van de gekozen bewindsvorm. Bewind ingesteld door een testamentaire rechtshandeling betekent volgens wetgever en de toendertijd heersende leer boven alles beheer. En onder beheer vallen in beginsel geen beschikkingshandelingen, tenzij deze nodig kunnen worden geacht voor uitoefenen van een zorgvuldig beheer.
Voor het beheer van vermogen van derden geldt volgens de toendertijd heersende opvatting van de auteurs de strengere eis van de zorgvuldigheid, dan de eis die geldt voor beheer van eigen vermogen, ‘als een goed huisvader’.7
Bernard Schols spreekt over een – zelfbedacht – kader waarbinnen de verschillende uitspraken van de minister moeten worden gezien. De verklaringen die de minister begin jaren negentig van de vorige eeuw deed, moeten volgens Schols worden gezien als een wending ten opzichte van eerdere verklaringen over de grenzen van de bevoegdheden van de bewindvoerder. Het zou gaan om een ‘volledig open fase’. De minister zou daar bedoeld hebben dat het een testamentmaker vrij staat, de bewindvoerder de vrijheid te geven te mogen beschikken, en ook de vrijheid te geven om de erfgemeenschap zelfstandig te mogen verdelen (in vermogensrechtelijke zin), met uitsluiting van de (andere) mede-eigenaren. Deze ‘volledig open fase’ wordt door Schols niet met feiten onderbouwd. Ook anderen bieden geen steekhoudende argumenten. Vegter heeft zich in het WPNR afgevraagd of sprake is van een wending. De minister gaf daarop te kennen niet goed te begrijpen wat wordt bedoeld met ‘wending’ en dat daarvan geen sprake is.8 Een uitspraak van de minister in zittingsjaar 1999-2000, dus weer enkele jaren later dan de zogenaamde ‘volledig open fase’ die uit het brein van Schols is ontsproten, laat eveneens zien dat het communicatieve ‘frame’ van Schols niet klopt:9
… nu het bewind slechts ziet op het beheer en in beginsel niet mede op beschikking.
In het moderne Nederlandse erfrecht bestaat geen rechtsfiguur meer met vergelijkbare taken en bevoegdheden als de Rooms-katholieke executeur-testamentair en de gekortwiekte versie daarvan uit het oude erfrecht, de testamentuitvoerder.
► Zie: Executeur-testamentair is afgeschaft in nieuw Nederlands erfrecht
Adviesbureau estate planning ScholsBurgerhartSchols maakt in haar bedrijfsbrief van oktober 2004 gewag van een heersende leer die zou zijn gecodificeerd, maar refereert darbij niet aan de heersende leer maar aan de daarvan afwijkende mening van Van der Ploeg.
► zie: Weerwoord ScholsBurgerhartSchols met ‘schijncitaat’.
1.2 Wettelijke basis bevoegdheden en verplichtingen executeur
De bevoegdheden en verplichtingen van de moderne executeur berusten op de wet. Ontwerper Meijers schreef in de toelichting op het ontwerp Nieuw BW (de Groene Boeken) dat een van de voornaamste wijzigingen die in het erfrecht zijn aangebracht, betreft:10
de regeling van de bevoegdheden van de executeur-testamentair als die van een boedelvereffenaar en onverschillig of er al of niet legitimarissen zijn (artikel 4.4.6.3).
Wetgever verklaarde ruim vijftig jaar later letterlijk:11
In het nieuwe recht is de voornaamste wettelijke taak van de executeur het beheer van de goederen der nalatenschap en het voldoen van de tijdens zijn beheer opeisbare schulden;de erflater kan echter die taak beperken (art. 4.4.6.3). Voor het voldoen der schulden mag de executeur de door hem beheerde goederen te gelde maken (art. 4.4.6.3c). Uitbreiden kan de erflater de taak van de executeur slechts door hem lasten op te leggen (art. 4.4.6.3 lid 1). Verdere uitbreiding is slechts mogelijk door de executeur tevens te benoemen tot bewindvoerder ter afwikkeling van de nalatenschap.
Schols erkent dat in zijn dissertatie. Het gedachte-experiment voor een testamentaire modelregeling, dat Schols onder de noemer ‘afwikkelingsbewindvoerder’ in hoofdstuk 5 van zijn dissertatie behandelt, past volgens Schols niet binnen het nieuwe Nederlandse erfrecht. De rechtshandeling waarbij een afwikkelingsbewindvoerder is benoemd met zelfstandige bevoegdheden in de verdeling, moet daarom in eerste instantie voor nietig worden gehouden, aldus Schols. In de slotbeschouwingen overweegt Schols er van uit te gaan dat de ‘gesloten’ stelsels van het goederenrecht en erfrecht, in de loop der jaren onder anglo-amerikaanse invloed, zullen toe groeien naar het ‘open’ stelsel van het verbintenissenrecht.
Maar zover is het in 2008 nog niet, aldus dit arrest de Hoge Raad. En zover is het overigens ook nog niet in 2020. In haar dissertatie over beschermingsconstructies in de familiesfeer uit dat jaar, concludeert prof. mr. De Leeuw dat het testamentair bewind geen ’trustachtige figuur’ is.12
Schols pleit er vanaf 1999 voor dat het notariaat de in de wet afgeschafte rechtsfiguren Treuhand en executeur-testamentair in leven houdt door opname van de modelregeling ‘executeur-afwikkelingsbewindvoerder’ in testamenten en verklaringen van erfrecht.
In 1999 poneerde Schols in een vakblad voor de notaris:13
Daar komt bij dat men uit de parlementaire geschiedenis kan afleiden dat indien, afgezien van specifieke regels van overgangsrecht, erflater de term ‘executeur-boedelberedderaar’ bezigt, dit uitgelegd zou moeten worden als het bekleden van de executeur met een ‘afwikkelingsbewind ‘.14
De Hoge Raad overweegt, volstrekt tegengesteld aan de verbintenisrechtelijke vertegenswoordigingsgedachte die Schols ontwikkelde; in lijn met de woorden ‘wettelijke opdracht’ die wetgever gebruikte – die Schols overigens ook gebruikte -; in lijn met de rechtsnorm voor beheer door derden die onder het oude recht was ontwikkeld;15 in lijn met bestendige jurisprudentie onder oud recht, dat:16
“4.2 De executeur aan wie, zoals hier het geval is, het bezit van de goederen van de nalatenschap is toegekend en die is aangesteld tot beredderaar van de boedel, is bevoegd met uitsluiting van anderen het beheer over de goederen van de nalatenschap te voeren. Op grond van deze bevoegdheid mag hij het beheer naar eigen inzicht voeren en de keuzes maken die hem ten behoeve van dat beheer geraden voorkomen, zij het dat hij daarbij de zorg van een goed executeur moet betrachten. Hij is bevoegd om goederen van de nalatenschap te verkopen ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschap, bijvoorbeeld teneinde een schuld uit een legaat of een (andere) schuld van de nalatenschap te voldoen.”
De Hoge Raad maakt kortom korte metten met de theorieën en gedachte-experimenten van Schols
Schols wikkelt het arrest in een eigen communicatielaag die doet voorkomen alsof hij volledig gelijk heeft gekregen. Daardoor wordt verwarring gesticht en komt het met grote regelmaat tot misverstanden, onenigheid en rechtszaken bij de afwikkeling van erfenissen. Ook rechters worden door de Scholsiaanse communicatie op het verkeerde been gezet omdat men in eerste instantie niet twijfelt aan hetgeen een professor schrijft. En dat zou men ook niet hoeven. Maar het is beter om uitlatingen van Schols met een flinke korrel zout te nemen. Uiterst betreurenswaardig.
1.3 Hoge Raad over aard van de executele
Opgemerkt dient te worden, dat de Hoge Raad onder het oude recht bepaalde dat aanstelling van een executeur bepaalde beperkingen meebrengt voor de erfgenamen maar dat het in strijd is te achten met de aard van de executele, om aan de executeur testamentair in een testament de (privatieve) opdracht te geven bepaalde goederen te verkopen.
► zie: Standaard arrest erfrecht | HR 9 juni 1905, W 8240 (Hendrikse/Geensen)
In dat historische standaardarrest overwoog de Raad dat de benoeming van een uitvoerder de rechtsbevoegdheid van de erfgenamen beperkt ten aanzien van de bezitsverkrijging (art. 1054 OBW) en van het recht op de goederen (art. 1059 OBW). De benoeming kan de erfstelling echter niet zózeer beperken in haar werking, dat de executeur bevoegd wordt verklaard de goederen, welke de erfgenamen hebben verkregen en aan hen moeten worden verantwoord, om te zetten in geld. Een dergelijke bevoegdheid is niet te rijmen met de artt. 1055 en 1059. De testamentbepaling, welke de executeur opdraagt om, na inbezitneming van het vermogen, dit aan de erfgenaamen te verantwoorden anders dan in natura, is in strijd met de aard der executele. Zij moet voor niet geschreven worden gehouden. Aan deze rechtsregel stoorde het notariaat zich niet en de bestaande praktijk om in testamenten een ‘almachtige executeur’ te creëeren werd stug doorgevoerd. Deze rechtsfiguur op papier functioneerde in de praktijk op basis van onwetendheid van de erfgenamen of op basis van vrijwillgheid.
1.4 Lees en gebruik alleen de originelen!
Lees vooral ook altijd het originele arrest en de originele conclusie. En gebruik ter onderbouwing van oordelen en juridische argumenten in erfrechtelijke zaken alleen originele stukken. Bij sommige notarieelrechtelijk auteurs lijkt de neiging te bestaan, originele stukken niet zo volledig mogelijk te parafraseren of er niet letterlijk uit te citeren, maar alleen die stukjes tekst te gebruiken die in het eigen straatje passen. Vanuit de doelstelling praktijk en rechtspraak te beïnvloeden, niet zozeer vanuit het bedrijven van wetenschap volgens de beginselen van wetenschappelijke integriteit. Het overgrote deel van de enorme stroom aan teksten over de executeur die zijn gepubliceerd onder ‘prof. mr. dr. Bernard Schols’, worden gecategoriseerd als ‘Letters to the editor‘, wat algemeen in de wetenschap betekent dat het om een discussiestuk gaat van lezers, geschreven naar aanleiding van eerder gepubliceerde stuk met wetenschapppelijke inhoud. Het gaat dus niet persé om wetenschappelijk werk. Voorts wordt over de ‘driesterren executeur’ of ‘almachtige afwikkelingsbewindvoerder’ veel gepubliceerd in twee bedrijsfnieuwsbrieven van de vof ScholsBurgerhartSchols, waar vermoedelijk niet hoeft te worden voldaan aan eisen van wetenschappelijke integriteit. Bij de Radboud Universiteit worden ook stukjes van auteurs die deel uitmaken van de redactie, gecategoriseerd als ‘Letter to the editor’. Dus voor mensen die niet beschikken over deze achterliggende infomatie, ziet het er wel wetenschappelijk uit. En de nieuwsbrieven worden onder estate planners veel gelezen en de inhoud heeft veel invloed op handelen en denken binnen de estate planning.
In één geval, waar het om een wezenlijk element van de discours ging, is onlangs ontdekt dat in de nieuwsbrief Estate Tip uit een dissertatie is geciteerd onder het mom dat het daarbij om de toendertijd geldende heersende leer ging, terwijl de afwijkende mening van de promovendus werd geciteerd. Zodoende werd een verklaring van de minister in een ander daglicht gesteld (die beter pastte bij de opvatting van de auteurs). ► zie Weerwoord ScholsBurgerhartSchols, met ‘schijncitaat’
Bij het voorbereiden van wetenschappelijk werk, of om te komen tot een beslissing in een rechtsstrijd, kan dus beter niet worden geciteerd uit stukkken tekst van notarieel juristen die betrokken zijn of waren bij de beroepsuitiefening als notaris of estate planner. Hier wordt objectiviteit regelmatig zonder waarschuwing gemengd met eigen mening of partijdigheid die niet persé worden gedragen door wet- en regelgeving, de parlementaire geschiedenis of de rechtspraak.
Dit zijn de originelen:
Hoge Raad 21-11-2008, ECLI:NL:HR:2008:BD5985
Conclusie A-G mr. F.F. Langemeijer: ECLI:NL:PHR:2008:BD5985
2. Moderne executeur voert beheer, voldoet schulden en is situatief beschikkingsbevoegd
Voor ogen dient te worden gehouden, dat in het huidige erfrecht aan de executeur niet langer het bezit van de erfenis kan worden toegekend. De moderne executeur heeft het houderschap voor de erfgenamen, die volgens de saisineregel van rechtswege in de eigendom en het bezit zijn gesteld. Ook dient steeds voor ogen worden gehouden, dat de moderne executeur uitsluitend handelt op basis van, en binnen het kader van de rechtsfiguur beheer. Wat onder beheer moet worden verstaan, hangt van oudsher af van de regeling waarin de bevoegdheid tot beheer is opgenomen. Bij een onverdeelde erfgemeenschap zijn de regels van het vermogensrecht voor de bijzondere gemeenschap van toepassing. Bevestigd in dit arrest. In dat kader mag de executeur ook beschikkingshandelingen verrichten, maar dat is een zogenaamde situatieve beschikkingsbevoegdheid en geen algemene bevoegdheid om onder alle omstandigheden, naar eigen inzicht, over de goederen van de nalatenschap te beschikken. Ook dat wordt (nog eens) duidelijk gemaakt in dit arrest. De bijzondere bevoegdheden ontleent de nieuw-erfrecht executeur aan de wet, verklaarde wetgever, niet aan een privaatrechtelijke overeenkomst van opdracht (Boek 7, titel 7 BW) daaronder privatieve lastgeving door erflater, zoals Schols in zijn dissertatie betoogt. Ware de zichtwijze van Schols juist, zouden erfgenamen na overlijden als opvolgend partij van de erflater bij de overeenkomst van opdracht met de executeur, de opdracht eenvoudig kunnen wijzigen en deze zelfs eenzijdig kunnen opzeggen. Veel Algemene Bepalingen van notariskantoren en executeursbedrijven, bevatten de bepaling dat een door erflater aan de notaris c.q. executeur gegeven opdracht, bij overlijden overgaat op de erfgenamen. Dat kan niet de bedoeling van wetgever zijn geweest en het past evenmin binnen de doelstelling van Schols om met een buitenwettelijke modelregeling de zeggenschap van erfgenamen met een minderheidsstandpunt, onder een deken te doen verstikken (woordkeus en opgeroepen beeld origineel van Schols). Bovendien is kenmerkend aan een beschikking terzake des doods, dat deze herroepelijk is en alleen een bij leven gegeven onherroepellijke volmacht na overlijden werking kan behouden.17 Voorts bepaalt de wet dat een overeenkomst van opdracht niet het bewaren van goederen kan omvatten, daarvoor geldt de speciale overeenkomst tot bewaarneming. De overeenkomst zou in zoverre nietig zijn en de executeur zou niet kunnen beheren. Ook dat was nadrukkelijk niet de bedoeling van wetgever, deze heeft de executeur in een wet in formele zin expliciet de bevoegdheid tot beheer gegeven, opdat er zoveel mogelijk – direct opeisbare – schulden kunnen worden voldaan.
Tenslotte kan de inperking van eigendomsbevoegdheden van erfgenamen op grond van formele wetgeving in het algemeen belang dat schuldeisers hebben bij voldoening van schulden die door of in verband met overlijden ontstaan, mogelijk als toegelaten worden beschouwd binnen bestendige EHRM jurisprudentie. De enkele wens van een erflater vastgehouden in een verbintenisrechtelijke opdracht, zal vermoedelijk niet standhouden bij het EHRM.
Wanneer men de argumentie van Bernard Schols met een neutrale blik analyseert, staand buiten de cirkel der notariëlen met hun eeuwenoude tradities en jargon, levend buiten de denkwereld van belastingvermijding als hoogste goed in een nalatenschap, lijkt Schols ietwat verstrikt te zijn geraakt in de strakke doelstelling die vanuit de beroepsgroepen estate planning en notariaat (als zakelijk dienstverlener) werden gesteld. Aanmerkelijke delen van het proefschrift wekken de indruk, dat er coûte que coûte iets moest worden bedacht om het enigszins aannemelijk te maken dat, ondanks een op komst zijnde nagelnieuwe wet waarin het oude recht zou worden gecodificeerd, de testeervrijheid kan worden uitgebreid en de eigendomsvrijheid van erfgenamen na overlijden kan worden ingeperkt.
Modellen voor de executeur-afwikkelingsbewindvoerder werden in de praktijk gebruikt vanaf ongeveer het jaar 2000 en in modellenboeken van KNB en Van Ewijk-ScholsBurgerhartSchols vanaf 2004. Schols presenteerde in 2004 in het nitariële vakblad WPNR een denklijn voor een model dat steunt op de Duitse uiterste wilsbeschikkingen ‘Teilungsanordnungen‘ en ‘Testamentsvollstrecker‘. De modelregeling is mogelijk ontwikkeld om tegemoet te komen aan wensen uit de bankenwereld, meer in het bijzonder de afdelingen Estate planning en Executele en bewind van de ABN AMRO bank NV. Bij buitenstaanders kan de indruk ontstaan, dat de modellen hoe dan ook een soort wetenschappelijke onderbouwing moesten krijgen. Een zekere afstand tot de realiteit van de dwingendrechtelijke wettelijke regels van het verbintenissenrecht, vermogensrecht en de erfopvolging lijkt het resultaat.
Verder juicht Schols in elk interview of praatje over de conclusie van A-G Langemeijer. Omdat daar de door hem voor het eerst in geschrift gepresenteerde sterrenclassifictaie voor de executeur wordt genoemd: “Wil de erflater meer, dan kan hij de aanwijzing van een executeur-testamentair combineren met een benoeming van dezelfde persoon tot bewindvoerder. In de wandeling wordt wel gesproken van executeurs met één, twee of drie sterren.18”
De constatering van Langemeier is juridisch niet helemaal scherp. Bernard Schols doelt met de speelse titel ‘driesterrenexecuteur’ in het algemeen niet zozeer op een persoon die als executeur is benoemd en tevens als uitvoerder van een testamentair bewind, maar op een persoon die bij testament de bevoegdheid heeft gekregen een erfgemeenschap zelfstandig te mogen scheiden en delen, ook zonder instemming van alle (bekende en aanwezige) deelgenoten, zelfs tegen hun wil.
Andere arresten over de executeur
Bevestigend en verstevigend: HR 28-06-2013, ECLI:NL:HR:2013:38 en ECLI:NL:HR:2013:39 | Einde taak executeur; boedelberedderaar in testament onder oud recht is geen afwikkelingsbewindvoerder
Voorloper: HR 9 juni 1905 (W 8240 ) Hendrikse / Geensen | Bevoegdheden executeur-testamentair, aard der executele, reikwijdte beperkingen erfgenamen
Zie verder: Standaard arresten erfrecht
3. Annotatie prof. mr. André J.M. Nuytinck: ‘De rechtspositie van de executeur naar oud en geldend erfrecht, alsmede het rechtskarakter van de verdeling’
Uitgebreid artikel over taken en bevoegdheden van de moderne executeur volgens het positieve Nederlands recht:
Uitgebreid artikel over vakbekwaamheid professioneel executeur
Noten
Voetnoten | bronvermeldingen en commentaar- Bernard M.E.M. Schols, Van exécuteur testamentaire tot Testamentsvollstrecker tot afwikkelingsbewindvoerder (dissertatie), Nijmegen 2007. o.m. p. 23 [↩]
- Schols, diss., o.a. p. 538 [↩]
- Schols, diss., o.a. p. 23 [↩]
- Schols, diss. p. 23 [↩]
- P.W. van der Ploeg, Testamentair Bewind (dissertatie) Leiden, 1945, Bezige Bij, p. 163.
Verderop schrijft Van der Ploeg dat volgens de heersende leer de bewindvoerder alleen samen met de rechthebbende tot beschikking bevoegd is (p. 164, 3e) en dat volgens de heersende leer (Kirberger) de bewindvoerder niet ontvankelijk moet worden geacht in een vordering waarmee hij iets probeert te bereiken dat de “beheerssfeer” te buiten gaat (p. 165). Asser-Meyers is aanhanger van een beperkte opvatting van beheer (p. 165). [↩]
- Kamerstukken II 1961-1962, 3771 No. 6 p. 99, 100 [↩]
- Dissertatie Van der Ploeg, p. 160. [↩]
- Kamerstuk wordt nog gezocht [↩]
- Kamerstukken II 1999-2000 dossier 27 245 nr. 3 Invoeringswet Boek 4 (…) Memorie van Toelichting, p. 5. Noot red.: link naar online publicatie wordt nog gegeven. [↩]
- Aangehaald in dissertatie Schols, p. 8. [↩]
- Kamerstukken II 1999-2000, 26 822 nr. 3 Invoering Boek 4 en Titel 3, AFDELING 4.4.6 – EXECUTEURS [↩]
- Mr. A.E. de Leeuw, Scheiding van zeggenschap en belang in de familiesfeer (dissertatie), Leiden 2020, promotores prof. F. Sonneveldt, prof. A. Lubbers, hoofdstuk 6. [↩]
- L’executeur testamentaire est mort, es lebe der (sic) Testamentsvollstrecker’, WPNR 99/6374 p. 746. [↩]
- Noot 10 in het artikel van Schols: “Verslag mondeling overleg, tevens eindverslag, 3771, nr. 8, p. 66”. De minister verklaarde daar: “Het verdient in dit verband de aandacht, dat het bewind ook kan worden ingesteld, wanneer bij de erflater slechts het oogmerk bestaat, een goede afwikkeling van de boedel te bevorderen. Op het afwikkelingsbewind doelt het bepaalde in artikel 4.4.7.1, onder c; voor dit bewind stelt artikel 4.4.7.2, lid 1, een maximumtermijn van vijf jaren. De erflater zal een afwikkelingsbewind verkiezen boven een executele, wanneer het gaat om langdurig beheer van de boedel, eventueel gedurende de gehele afwikkeling daarvan, met inbegrip van de verdeling.” [↩]
- Van der Ploeg, diss. 1945 p. 159 e.v. [↩]
- Kamerstukken II, MvA, 3771, Parl. Gesch. Vast. Boek 4, p. 846, ook geciteerd in diss. B. Schols, p. 93, [↩]
- Dat een bij leven gegeven onherroepelijke volmacht na overlijden overgaat op de erfgenamen en zij deze kunnen opzeggen is door het Hof Den Haag overwogen in een zaak die tot aan de Hoge Raad is doorgezet en door de Raad is bevestigd. HR … 2023 – zoekwoord onherroepelijke volmacht, levenstestament. [↩]
- 16. Naar: B.M.E.M. Schols, Van begrafenisexecuteur tot turbo-executeur, in Yin-Yang (Van Mourik-bundel), 2000. Een executeur-testamentair met een ster heeft minder dan de wettelijke bevoegdheden gekregen, bijv. uitsluitend bevoegdheden m.b.t. de begrafenis. Een executeur-testamentair met de wettelijke bevoegdheden krijgt twee sterren. Een executeur die tevens is aangewezen als afwikkelingsbewindvoerder, wordt een driesterrenexecuteur genoemd. [↩]