Onafhankelijke informatie over recht en rechtsonzekerheid rond de nalatenschap, voor en na overlijden | Testament of codicil maken? Erfenis of legaat gekregen? Onterfd? Nalatenschap beheren, afwikkelen en verdelen? Dit kennisplatform werkt aan vrij toegankelijke, goed onderbouwde informatie over het Nederlands erfrecht.
Standaard arrest erfrecht | HR 11 april 1958 (NJ 1958 302), Schellens/Schellens I
Standaard arrest erfrecht | HR 11 april 1958 (NJ 1958 302), Schellens/Schellens I

Standaard arrest erfrecht | HR 11 april 1958 (NJ 1958 302), Schellens/Schellens I

Arrest erfrecht | HR 11 april 1958, NJ 1958 302 | Schellens/Schellens I

Naar lijst standaard arresten erfrecht

Funda­mentele beginselen van het vennootschapsrecht botsen met fundamentele beginselen van het erfrecht. De Hoge Raad stelt voorop dat het rechtskarakter van een legaat meebrengt dat hij die dit geniet, het gelegateerde goed verkrijgt onder bijzondere titel en dat de afgifte krachtens legaat niet op een hoop mag worden gegooid met de verdeling. Het is een van de ouderlijke boedelverdeling te onderscheiden rechtshandeling. Zie ook in verband hiermee de tweede zin van art. 3:182 BW.

Casus – Op 30 maart 1955 overleed te Eindhoven Mw. P.J.M. Keunen, weduwe van L.J.J. Schellens. Zij liet twee dochters als haar erfgenamen na, M. en J. Schellens, en drie kleinzonen, waarvan één geboren was uit een vooroverleden dochter en twee geboren uit het huwelijk van een vooroverleden zoon. Tot haar nalatenschap behoorden onder meer 104 aandelen in L. Schellens en Co’s Trijpfabriek NV, gevestigd te Eindhoven. Op 29 maart 1955 had moeder aan de NV een optie verleend tot koop van 71 aandelen in de NV, onder het beding dat de optie vanaf haar overlijden kon worden uitgeoefend. Eveneens op deze datum maakte moeder een testament waarin zij aan haar dochter M. Schellens de resterende 33 aandelen tegen inbreng van de waarde legateerde. De aandelen van de NV waren voor het overlijden van moeder als volgt verdeeld: dochter J. Schellens: 25 aandelen; kinderen L. Schellens: 39 aandelen; dochter M. Schellens: 32 aandelen; moeder Schellens: 104 aandelen; krachtens legaat verkreeg M. Schellens: 33 aandelen; in de nalatenschap bevonden zich nog: 71 aandelen, (tezamen dus 104 aandelen).
Op 15 juli 1955 gaf de NV aan de erven te kennen, gebruik te willen maken van de optie. De afgifte van de aan M. Schellens gelegateerde aandelen had inmiddels plaatsgevonden. De bedoeling achter deze constructie was kennelijk aan de ene kant die dochter een meerderheidspositie te bezorgen en aan de andere kant door inkoop van aandelen de betaling van successierechten mogelijk te maken.
In de statuten van de NV was een blokkeringsregeling opgenomen op grond waarvan degene die een of meer aandelen zou willen vervreemden, deze eerst ter overname aan de overige aandeelhouders diende aan te bieden. Als door de overige aandeelhouders op meer aandelen gereflecteerd werd dan aangeboden, schreven de statuten in art. 9 lid 15 voor dat de toewijzing moest geschieden: “zoveel mogelijk in evenredigheid van het aandelenbezit der reflectanten”. Rechtbank en Hof oordeelden dat de blokkeringsregeling ook gold bij vervreemding aan de N.V. zelf. Ondanks de toepasselijkheid van de blokkeringsregeling, bleef de optie-overeenkomst geldig.1 In deze impasse kon het Hof in beginsel kiezen tussen twee opties: of ten gunste van de overige erven Schellens of ten gunste van M. Schellens en de vennootschap. De keus voor de ene of de andere oplossing leek noodzakelijkerwijs een inbreuk te betekenen op het vennootschapsrechtelijke beginsel van de beslotenheid, die de blokkeringsregeling tracht te bewerkstelligen, of een inbreuk op de zogenoemde saisine-regel. Deze keuze werd door het Hof te ‘s-Hertogenbosch in wezen met behulp van een ’truc’ uit het verbintenissenrecht omzeild.2
Het Hof heeft zich in zijn uitspraak onthouden van een directe keuze voor het een of het ander. Het Hof las een voorwaarde in de koopoptie, inhoudende dat de koopoptie-overeenkomst onder de voorwaarde is aangegaan dat de aandeelhouders die op grond van hun eigen aandelenbezit op een aanbieding ingevolge de blokkeringsregeling mogen reflecteren, niet op de alsdan aangeboden aandelen reflecteren. Het tweede argument van het Hof was dat de erfgenamen het recht om te reflecteren ontlenen aan hun eigen aandelenbezit; dat recht kan niet door erflater worden ontnomen door het verlenen van een koopoptie die pas na overlijden wordt aanvaard. Het argument van het Hof om deze voorwaarde in de koopoptie te lezen, was dat de vennootschap zelf als partij bij de koopoptie-overeenkomst ervan op de hoogte moet zijn geweest, dat ingevolge haar eigen statuten de desbetreffende aandelen bij een zodanige vervreemding eerst aangeboden moesten worden.3 Verstappen merkt op dat uit de overwegingen van het Hof valt op te maken dat de balans van de oordeelsvorming doorslaat ten gunste van het vennootschapsrecht. In deze casus waren de overige aandeelhouders de erfgenamen, zodat het al dan niet in vervulling gaan van de door het Hof ingelezen voorwaarde louter en alleen van hen afhing. Betekende reflecteren op de aandelen dat de koopoptie kwam te ontvallen of werd de voorwaarde die in de koopoptie werd gelezen, door de erfopvolging vervuld? Het Hof merkt nog uitdrukkelijk op dat de aandeelhouders/erfgenamen hun statutair recht om aangeboden te krijgen en te aanvaarden, niet ontlenen aan erflaatster, maar aan hun eigen – reeds voor het overlijden van moeder Schellens – bestaande aandelenbezit. Dit recht – aldus het Hof – kan hun niet worden ontnomen door het overlijden van erflaatster. Hieruit volgt dat het uitoefenen van het recht om te reflecteren geen schending van de koopoptie-overeenkomst oplevert. De Hoge Raad laat in cassatie het oordeel van het Hof in stand.

Vervolgens kwam in deze zaak de vraag aan de orde in welke verhouding de aandeelhouders mochten reflecteren op de 71 aangeboden aandelen. Mocht dochter M. Schellens met 65 aandelen reflecteren (dus inclusief de 33 aan haar gelegateerde aandelen die inmiddels aan haar waren afgegeven), of slechts met 32 aandelen? In de statuten van de NV was bepaald:
Artikel 9 lid 2:
“Degene, die een of meer aandelen wil vervreemden, moet dezelve eerst ter overname aanbieden aan de overige aandeelhouders, onder opgave van de naam of de namen van degene of degenen, aan wie hij het aandeel of de aandelen wil overdragen.”
Artikel 9 lid 15:
“Wordt met toepassing van het voorkeursrecht op meer aandelen gereflecteerd dan aangeboden worden, dan geschiedt de toewijzing zoveel mogelijk in evenredigheid van het aandelenbezit der reflectanten.”
Het Hof had deze bepaling als volgt uitgelegd:
“20) dat letter en strekking van art. 9, lid 2, der statuten er onmiskenbaar op duiden dat aldaar onder “overige aandeelhouders” dienen te worden verstaan alle aandeelhouders behalve degene, die zijn of haar aandeel(en) wil vervreemden, met welke laatste dienen te worden vereenzelvigd zij, die als rechtsopvolgers onder algemene titel in alle rechten en verplichtingen van de aspirant-vervreemder zijn getreden;
21) dat derhalve M. Schellens, in zoverre zij erflaatster als legataris en dus niet onder algemene titel opvolgde, op het aan die “overige aandeelhouders” toegekende voorkeursrecht kan aanspraak maken en dat mitsdien haar legaat-aandelen, mede gelet op het onmiddellijk verband dat door het 15e lid van genoemd statutair voorschrift wordt gelegd tussen dit voorkeursrecht en de toewijzing aan reflectanten, gerekend dienen te worden tot het aandelenbezit in evenredigheid waarvan de toewijzing dient te geschieden;”

In cassatie werd het oordeel van het Hof op drie gronden bestreden. Kort samengevat zijn deze:

  • De verkrijging van de aandelen is geschied onder algemene titel nu de afgifte moet worden geduid als een verdeling omdat het een rechtshandeling betreft waaraan alle deelgenoten meewerken en die tot gevolg heeft dat een einde komt aan de onverdeeldheid.
  • De verkrijging van de aandelen krachtens legaat moet worden geduid als een ouderlijke boedelverdeling ex art. 4:1167 BW.
  • Ook al zou de legataris in beginsel de aandelen onder bijzondere titel verkrijgen, dit geldt niet ten aanzien van dat gedeelte van de aandelen waartoe M. Schellens als erfgename al gerechtigd was vóór de afgifte; op dat gedeelte was zij dus met gerechtigd te reflecteren.
    Voorop stelde de Hoge Raad dat het rechtskarakter van een legaat meebrengt dat hij die dit geniet, het gelegateerde goed verkrijgt onder bijzondere titel. Met de eerste twee middelen maakte de Hoge Raad snel korte metten. De afgifte krachtens legaat mag niet op een hoop worden gegooid met verdeling. Het is een van de ouderlijke boedelverdeling te onderscheiden rechtshandeling. Zie ook in verband hiermee de tweede zin van art. 3:182 BW.

Voor wat betreft het laatste cassatiemiddel oordeelde de Hoge Raad dat de omstandigheid dat de 33 aandelen aan M. Schellens voor het geheel en niet slechts voor een gedeelte als legaat werden vermaakt, meebracht dat de desbetreffende testamentaire beschikking haar voor het geheel in de positie van een legataris heeft gesteld en niet slechts voor zodanig gedeelte als waartoe zij tot die aandelen, zonder het legaat, als erfgename niet gerechtigd zou zijn geweest. Hieruit volgt dat het legaat voor het geheel als de titel van verkrijging wordt aangemerkt en niet slechts voor zodanig gedeelte van die aandelen. De haar als legaat vermaakte aandelen heeft zij voor het geheel onder bijzondere titel verworven. Nu zij dus voor het geheel de 33 aandelen onder bijzondere titel had verkregen, mocht zij met 65 aandelen reflecteren, wat betekende dat zij in de NV de meerderheid kon verwerven.1



Voetnoten
Voetnoten | bronvermeldingen en commentaar
  1. Samenvatting van bespreking in: L.C.A. Verstappen, Rechtsopvolging onder algemene titel (dissertatie), Katholieke Universiteit Nijmegen, Promotor M.J. van Mourik, p. 175 e.v. []
____________________________________________

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *