Onafhankelijke website over recht en rechtsonzekerheid rond de nalatenschap, voor en na overlijden | Testament of codicil maken? Erfenis of legaat gekregen? Onterfd? Nalatenschap beheren, afwikkelen en verdelen? Dit kennisplatform werkt aan vrij toegankelijke, goed onderbouwde informatie over het Nederlands erfrecht.
Erfrechtelijke bloopers Schols & Schols
Erfrechtelijke bloopers Schols & Schols

Erfrechtelijke bloopers Schols & Schols

In het smeuïg geschreven boekje van Bernard Schols, ‘Voorkom ruzie bij de kist‘, als ook in interviews, voordrachten en cursussen is ruimte voor erfrechtelijke bloopers

Een leuk idee dat we hier in het kader van de leerzaamheid navolging doen vinden. Nu met de influencers Schols & Schols in de hoofdrol, met betrekking tot de modelregelingen ‘quasi wettelijke verdeling’ en ‘afwikkelingsbewindvoerder’, hun ideeën over rechtsfiguren uit het Duitse erfrecht als de Teilungsanordnung en de Testamentsvollstrecker en hun presentatie van ‘de heersende leer’.

Erfrechtelijke blooper Schols & Schols #1

Parlementaire Geschiedenis Invoeringswet Erfrecht, Van der Burght e.a., p. 2077

In het handboek Erfrecht, Serie Monografieën Privaatrecht, beroept Freek Schols zich op de parlementaire geschiedenis als argument voor mogelijke rechtsgeldigheid van een testamentaire bepaling dat een testamentair bewindvoerder zelfstandig zou mogen verdelen, zonder toestemming of medewerking van de erfgenamen.1 Hij baseert zijn stelling op het boek van bijzonder hoogleraar Van der Burght c.s. Parlementaire Geschiedenis Invoeringswet, p. 2077. Freek Schols schrijft:

De parlementaire geschiedenis biedt, naast de wettekst, steun voor de opvatting dat de bewindvoerder (in het gemeenschappelijk belang van de deelgenoten) de bevoegdheid tot verdeling kan worden gegeven. Vgl. Parl. Gesch. Invoeringswet Erfrecht (Van der Burght e.a.) p. 2077.

Schols verzuimt het authentieke kamerstuk te noemen en kiest gemakshalve een werk waar de auteurs citaten uit vijftig jaar parlementaire behandeling hebben verzameld, losgeknipt uit hun samenhang, en opnieuw naar eigen inzicht hebben geordend per wetsartikel. Hier gaat het om een citaat uit het hoofdstuk ‘algemeen’.2 Het originele kamerstuk waar Parl. Gesch. Invoeringswet Erfrecht (Van der Burght e.a.) p. 2077 uit citeert, is Kamerstukken II, dossier 17.141 nr 9, de nota van wijziging die ertoe strekte om het ontwerp voor de algemene regeling van het bewind uit Boek 3 te lichten en voor een klein deel bij Boek 1 onder te brengen, het Personen- en Familierecht, grotendeels bij Boek 4, het Wetboek voor erfrecht. Hier is in de toelichting onder meer het volgende te lezen:

In dit verband valt op te merken dat het testamentaire bewind meer bewindsvormen omvat dan het beschermingsbewind van titel 19 van Boek 1: het omvat immers niet alleen een bewind ingesteld in het belang van de rechthebbende maar ook een bewind in het belang van een ander (bijv. een bewind over een vruchtgebruik in het belang van de hoofdgerechtigden) en in een gemeenschappelijk belang (bijv. beheer, verdeling of verefening van gemeenschappelijke goederen of van een nalatenschap of huwelijksgemeenschap waarin die nalatenschap is begrepen). In zoverre moet bij de regeling van afdeling 4.4.7 met meer complicaties dan bij die van titel 19 van Boek 1 rekening worden gehouden. (…)

3. De thans voorgestelde regeling wijkt in wezen niet af van de regeling van titel 3.6. Aan de bewindvoerder komt in het algemeen het beheer toe. Voor verdergaande handelingen hebben bewindvoerder en rechthebbende elkaar in beginsel nodig, zij het dat de toestemming van de rechthebbende door een rechterlijke machtiging kan worden vervangen.(vet: redactie) Voor zover het bewind niet uitsluitend in het belang van de rechthebbende is ingesteld, blijft het ook na vervreemding op de goederen rusten. De bewindvoerder kan in zijn hoedanigheid als vertegenwoordiger van de rechthebbende handelen, maar ook op eigen naam optreden. (…)

4. Het verschil met titel 3.6 is veeleer dat naar verduidelijking is gestreefd. De afdeling wordt thans ingedeeld in vier paragrafen: 1. Algemene bepalingen; 2. De bewindvoerder; 3. Gevolgen van het bewind; 4. Einde van het bewind. Daardoor kan met name worden bereikt dat de bepalingen van paragraaf 3, die zulke belangrijke onderwerpen als de verdeling van bevoegdheden, de aansprakelijkheden en het verhaal op de goederen regelen, (…)

Wetgever zegt dus dat verdeling van de erfenis een gemeenschappelijk belang kan zijn maar niets wijst er op, dat het de wil van wetgever was dat bij uiterste wilsbeschikking aan de bewindvoerder de zelfstandige bevoegdheid tot verdeling kan worden gegeven, verdergaand dan te handelen in een gemeenschappelijk belang met toestemming van rechthebbende of vervangende rechterlijke machtiging. Dan wel gebruik te maken van de wettelijke bevoegdheid zelfstandig een vordering tot verdeling bij de rechter in te stellen. Over het Wunschdenken van Freek en Bernard Schols dat sprake is van de bevoegdheid tot zelfstandige verdeling van nalatenschapsgoederen van de bewindvoerder, zoals veelvuldig door Schols & Schols wordt gesuggereerd, zegt wetgever niets.

Blooper Schols & Schols #2

Rechtsvergelijking met de Duitse rechtsfiguur Testamentsvollstrecker

Kandidaat-notaris Bernard Schols schrijft in 1999 in notarieel vakblad WPNR het artikel “L’exécuteur-testamentaire est mort, es lebe der Testamentsvollstrecker! – Een eerste aanzet om tot een ‘modelregeling’ te komen voor een synthese tussen executele en testamentair bewind.“, waarnaar door hem nog steeds wordt verwezen:3

§ 2204 BGB leert in ieder geval (sic) dat de Testamentsvollstrecker in zijn standaardpakket de bevoegdheid heeft de nalatenschap te verdelen. In het nieuwe erfrecht kunnen we mijns inziens de executeur-afwikkelingsbewindvoerder, net als zijn Duitse collega die deze bevoegdheden reeds op grond van de wet heeft, ook de bevoegdheid geven om de verdeling van de nalatenschap tot stand te brengen.

Als eerste punt van kritiek geldt, dat met het te grave dragen van de Nederlandse testamentuitvoerder (executeur-testamentair) in het nieuwe Nederlandse erfrecht, de met deze oud-recht functie vergelijkbare Duitse Testamentsvollstrecker, in Nederland te grave is gedragen. Onder oud Nederlands erfrecht kon de erflater een uitvoerder van zijn uiterste wilsbeschikkingen benoemen, vergelijkbaar met de letztwillige Verfügung uit het Duitse erfrecht een Testamentsvollstrecker te benoemen. Het Nederlands erfrecht is op dit punt echter per 1 januari 2003 ingrijpend gewijzigd, waar het Duitse erfrecht hetzelfde is gebleven.

Als tweede punt van kritiek geldt, dat door de wijziging van het Nederlands erfrecht per 2003 de Nederlandse wet bij de executeur wezenlijk is gaan verschillen van de Duitse. In het Nederlands erfrecht gaat het nu om een functionaris aan wie de wet als standaard twee bevoegdheden toekent die door erflater niet kunnen worden uitgebreid: het beheer van de nalatenschap en de afwikkeling van schulden. De Duitse wet heeft in § 2203 BGB voor de Testamentsvollstrecker een hele andere opgave:

Der Testamentsvollstrecker hat die letztwilligen Verfügungen des Erblassers zur Ausführung zu bringen.”

Op basis van deze algemene functie-omschrijving is duidelijk dat de Duitse testamentair functionaris een wezenlijk andere rol heeft dan de huidige Nederlandse executeur en een bewindvoerder die fungeert binnen een testamentair bewind in een gemeenschappelijk belang. In de door Schols aangehaalde § 2204 bepaalt de Duitse wetgever:

“(1) Der Testamentsvollstrecker hat, wenn mehrere Erben vorhanden sind, die Auseinandersetzung unter ihnen nach Maßgabe der §§ 2042 bis 2057a zu bewirken.

Kern is hier “nach Maßgabe der §§ 2042 bis 2057a“. Artikel 2042 BGB bevat een uiterste wilsbeschikking die het Nederlandse erfrecht niet kent, de Verdelingsaanwijzingen:

Bürgerliches Gesetzbuch (BGB)
§ 2048 Teilungsanordnungen des Erblassers

Der Erblasser kann durch letztwillige Verfügung Anordnungen für die Auseinandersetzung treffen. Er kann insbesondere anordnen, dass die Auseinandersetzung nach dem billigen Ermessen eines Dritten erfolgen soll. Die von dem Dritten auf Grund der Anordnung getroffene Bestimmung ist für die Erben nicht verbindlich, wenn sie offenbar unbillig ist; die Bestimmung erfolgt in diesem Falle durch Urteil.

De Duitse erflater mag het niet aan een ander overlaten te bepalen of een testamentaire bepaling geldig is of niet geldig is en de Duitse erflater mag niet bepalen welke persoon iets krijgt (à contrario welke persoon iets niet krijgt), of welk goed of welke zaak aan een persoon wordt toegedeeld (à contrario welk goed of welke zaak niet aan iemand wordt toegedeeld)

Bürgerliches Gesetzbuch (BGB)
§ 2065 Bestimmung durch Dritte

(1) Der Erblasser kann eine letztwillige Verfügung nicht in der Weise treffen, dass ein anderer zu bestimmen hat, ob sie gelten oder nicht gelten soll.

(2) Der Erblasser kann die Bestimmung der Person, die eine Zuwendung erhalten soll, sowie die Bestimmung des Gegenstands der Zuwendung nicht einem anderen überlassen.

Aan de Duitse Testamentsvollstrecker kan dus niet zelfstandig de bevoegdheid worden gegeven de nalatenschap naar eigen inzicht te verdelen. Het is de uiterste wilsbeschikking Teilungsanordnungen die bepaalt, wat de Testamentsvollstrecker heeft uit te voeren. Omdat het Nederlandse erfrecht geen vergelijkbare uiterste wilsbeschikking kent, kan in Nederland de nalatenschap bij overlijden niet op de erfgenamen overgaan met de beperking op hun eigendomsrecht, te moeten dulden dat een ander de nalatenschap verdeelklaar maakt, of verdeelt.

Blooper Schols & Schols #3

Rechtsvergelijking met de Duitse uiterste wilsbeschikking Teilungsanordnungen

In het handboek erfrecht Van Mourik schrijft een van de auteurs, vermoedelijk Bernard Schols:

Voorts kan er bij een verdeling vanzelfsprekend geen toedeling plaatsvinden aan een derde, doch alleen aan iemand met de kwaliteit erfgenaam. Voor het Duitse recht heeft Halding-Hoppenheit opgemerkt dat § 2048 BGB, waarin erflater wordt toegestaan de verdeling aan een derde over te laten, een voorschrift is ‘welche zwar die Einschaltung eines Dritten in einem bestimmten Fall gestattet, diesem aber nicht direkt die Bestimmung des Bedachten oder des Zuwendungsgegenstandes überlässt’. [10] Deze gedachte is mijns inziens onverkort van toepassing op het bepaalde in art. 4:171 BW. Er is door de aard van afwikkelingsbewind weliswaar sprake van delegatie, maar daarmee is nog niet gezegd dat dit ongeoorloofd is.

Schols moffelt hier wezenlijke elementen onder gemoedelijke Limburgse tapijt. Het juridische element van § 2048 BGB dat de Duitse hoogleraar tot de conclusie brengt dat een erflater de verdeling niet aan de vrije hand van een derde overlaat, is dat de Duitse uiterste wilsbeschikking Teilungsanordnungen een norm vastlegt volgens welke de derde moet verdelen, “nach billigem Ermessen”. Een leerstuk dat in Duitsland uitgebreide jurisprudentie kent. Voorts, zie hierboven, verbiedt § 2065 BGB het erlater, aan een ander over te laten te bepalen welke persoon iets krijgt (à contrario welke persoon iets niet krijgt), of welk goed of welke zaak aan een persoon wordt toegedeeld (à contrario welk goed of welke zaak aan iemand wordt toegedeeld). Tenslotte bepaalde het Duitse Bundesgerichtshof in een Leitsatzurteil, dat bepalingen in een testament die de Testamentsvollstrecker de bevoegdheid geven knopen door te hakken bij meningsverschillen tussen erfgenamen, voor niet geschreven moeten worden gehouden. Het door Schols aangehangen principe Germania docet leert dus iets wezenlijk anders, dan Schols leert dat het leert.

Wat leert het Duitse erfrecht: erflater mag het niet aan een derde overlaten te bepalen of een testamentaire bepaling geldig is of niet

Een modelregeling met bepalingen voor een testament waarvan niet op grond van een wettelijke regel vast staat dat de bepaling rechtsgeldig is, die de uitvoer van bevoegdheden waarvan niet vaststaat of ze rechtsgeldig zijn in de handen van een derde legt, door deze op te dragen bevoegdheden uit een testament uit te voeren en zo door feitelijk handelen te bepalen dat de testamentaire bepaling geldig is, is naar Duits recht verboden.

Blooper Schols & Schols #4

Met een afwikkelingsbewind kunnen de bevoegdheden van de executeur uitgebreid worden 4

Bij uiterste wilsbeschikking kan een testamentair bewind worden ingesteld, artikel 4:153 BW.

Deze uiterste wilsbeschikking legt enige beperkingen op de eigendomsrechten die erfgenamen na de goederenrechtelijke overgang op de voet van artikel 4:182 BW, van de nalatenschap hebben verkregen.

De bevoegdheden van een executeur kunnen niet worden uitgebreid. Wetgever is hier klip en klaar. Wil men een executeur meer laten doen dan de wet aan takenpakket biedt, kan de uiterste wilsbeschikking ‘testamentaire lasten‘ worden gebruikt. Dan wel kan er een testamentair bewind worden ingesteld en kan de executeur tevens worden benoemd tot uitvoerder van dit bewind. Dat zijn andere uiterste wilsbeschikking met eigen regels.

Een executeur kan niet ‘met een afwikkelingsbewind worden bekleed’. Wie de wet kent, weet dat een testamentair bewind alleen over goederen van de nalatenschap kan worden gelegd.

Is bij uiterste wilsbeschikking een testamentair bewind – in een gemeenschappelijk belang voor de duur van de afwikkeling – ingesteld, kunnen de bevoegdheden en verplichtingen van de uitvoerder van dit bewind nader worden geregeld. Het wetsartikel voor deze nadere regeling is geen zelfstandige uiterste wilsbeschikking. Prof Perrick schrijft in de gerenommeerde Asser serie dat dit wel zo is, maar geeft geen onderbouwing voor het feit dat dit niet in dat artikel staat, en uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat wetgever dat ook expliciet niet zo heeft gewild.5 Verdelingsaanwijzingen in een testament zijn – in eerste instantie – niet onder te brengen bij een van de in de wet genoemde uiterste wilsbeschikkingen, zo waarschuwt Schols, en heeft geen goederenrechtelijke werking.6

Blooper Schols & Schols #57

Als in een testament het woord ‘verdelen’ wordt gebruikt als bevoegdheid voor de executeur, kan dat worden geconverteerd naar een afwikkelingsbewind met alle gevolgen van dien.8

Deze blooper heeft eenzelfde soort methodiek als blooper #1. Schols & Schols doen het in hun werk voorkomen alsof de parlementaire geschiedenis wordt geciteerd of samengevat, maar feitelijk wordt een eigen visie gecommuniceerd met enkele woordjes parlementaire geschiedenis er doorheen gevlochten.

Het notariaat vroeg de minister hoe om te gaan met het gebruik van onjuiste begrippen en bevoegdheden in een testament, men vreesde dat veel notarissen het nieuwe erfrecht met de vele begripsveranderingen niet snel genoeg onder de knie zouden krijgen. Wetgever streek over het hart en antwoordde:

Dezelfde leden (redactie: niet kamerleden, maar leden van de commissie erfrecht KNB) wierpen nog de vraag op, hoe volgens het ontwerp moet worden beoordeeld het geval, waarin een erflater bij testament spreekt van executeur en executele, maar daaraan een regeling toevoegt inzake de duur of de bevoegdheden, welke niet past in de executele-regeling, doch wel in de regeling van het bewind, zoals de laatste er naar nieuw burgerlijk recht uit zal gaan zien. Moet men dan aannemen, dat er executele is, zodat duur en bevoegdheden moeten worden gereduceerd tot wat wettelijk is toegestaan, of mag men uitgaan van bewind, al is dat niet in overeenstemming met de gebezigde titulatuur? De Regering gaf als haar oordeel te kennen, dat men het materiële gezichtspunt moet laten prevaleren. Al is de benaming dan foutief, de wens van de erflater inzake duur en bevoegdheden is decisief. Als deze laatste stroken met de regeling van het bewind, is er wezenlijk ook inderdaad sprake van bewind.

Ziet iemand hier het begrip afwikkelingsbewind?
Met alle gevolgen van dien?
Neen.

Want er kan niet gesproken worden van ‘het’ afwikkelingsbewind.9. Het begrip kwam vrij vroeg in de parlementaire behandeling op, ingebracht door de broederschappen van het notariaat, en stond voor een bewind over alle goederen van een nalatenschap, voor de duur van de afwikkeling. Geleend uit het Duits, in het spoor van Van der Ploeg in zijn dissertatie. Gebruik van het begrip afwikkelingsbewind betekent niet zondermeer dat de wens bestaat de bewindvoerder zelfstandig te laten verdelen. Het is een paraplubegrip.10

Als in een testament een wens voor een bevoegdheid is opgenomen bij een uiterste wilsbeschikking die daar niet thuishoort, kan worden gekeken of de wens binnen een andere uiterste wilsbeschikking is onder te brengen. Het leerstuk van de conversie, art. 3:42 BW:

Beantwoordt de strekking van een nietige rechtshandeling in een zodanige mate aan die van een andere, als geldig aan te merken rechtshandeling, dat aangenomen moet worden dat die andere rechtshandeling zou zijn verricht, indien van de eerstgenoemde wegens haar ongeldigheid was afgezien, dan komt haar de werking van die andere rechtshandeling toe, tenzij dit onredelijk zou zijn jegens een belanghebbende die niet tot de rechtshandeling als partij heeft medegewerkt.

In de dissertatie van B. Schols, en daarna nog eens in het WPNR,11 concludeert Schols dat een aanwijzing om te verdelen in een testament niet onder een in de wet genoemde uiterste wilsbeschikking valt. Is de aanwijzing gegeven aan een testamentair bewindvoerder op de voet van art. 4:171 BW, zou conversie mogelijk kunnen zijn. Conversie kan alleen plaatsvinden door de partijen die bij de rechtshandeling betrokken waren, of door de rechter. De rechter heeft te toetsen om conversie in rechtsgeldigheid onredelijk is te achten zijn tegenover de erfgenamen, omdat het een niet te rechtvaardigen inperking op het ongestoord genot van hun eigendom meebrengt.12

Blooper Schols & Schols & Burgerhart #6

Ontdekt februari 2025
Na presentatie van de modelregeling ‘Quasi-wettelijk verdeling als ‘Teilungsanordnung’ door (toen) notaris Bernard Schols in WPNR, levert prof. Pim Huijgen gedegen kritiek.

zie: Verdeling door de executeur-bewindvoerder? Prof. mr. W.G. Huijgen (2004)

De vof ScholsBurgerhartSchols geeft weerwoord in de bedrijfsnieuwsbrief Estate Tip: Wederom een Leidse schijnaanval op de ‘driesterrenexecuteur’. Verdeling door de executeur-afwikkelingsbewindvoerder? Huijgen, WPNR (2004) 6587 13. Daar is een blooper ontdekt die gewoon op werkdruk, onzorgvuldigheid of onoplettendheid terug te voeren is, maar met minder goede wil zou kunnen worden gezien als om de tuin leiden. Gefundeerde reacties welkom!

Het gaat om de kernvraag, of aan een executeur-afwikkelingsbewindvoerder bij testament een zelfstandige verdelingsbevoegdheid verleend kan worden. Het antwoord wordt gezocht in de wetsgeschiedenis. ScholsBurgerhartSchols schrijft dat de minister in ‘de’ memorie van antwoord verklaart:14

Dit nieuwe artikel legt uitdrukkelijk vast dat degene die bij rechtshandeling een bewind instelt, in beginsel vrij is de bevoegdheden van de bewindvoerder in afwijking van de desbetreffende bepalingen van deze titel te verruimen als ook te beperken. Dit is in overeenstemming met hetgeen voor het geldende recht wordt geleerd.

Schrijvers stellen, dat voor uitleg van deze ministeriële verklaring, de sleutel ligt in de toendertijd heersende leer. De minister verwijst naar Van der Ploeg in zijn dissertatie Testamentair Bewind uit 1945. SBS citeert uit die dissertatie als toen geldende heersende leer:

Uit het doel van het bewind vloeit een beperking tot daden van beheer evenmin voort. Aan de bedoeling van den erflater is een beperking bijna altijd vreemd; [cursivering van ons, SBS] de bedoeling van den erflater is, dat de bewindvoerder, in wiens beleid de erflater zijn vertrouwen stelde, de goederen onder bewind zal kunnen vervreemden of bezwaren, in het algemeen daarover kan beschikken, wanneer deze dat noodig of nuttig oordeelt. […]15

Wat SBS weergeven is echter de (afwijkende) mening van Van der Ploeg, niet de heersende leer.
Van der Ploeg schreef over de heersende leer:16

Volgens art. 1066 stelt de erflater den bewindvoerder aan, ten einde de nagelaten goederen te beheeren. Gewoonlijk leidt men uit het bezigen door de wet van het woord “beheeren” af, dat de bewindvoerder enkel bevoegd is tot daden van beheer, dus daden van beschikking hem niet zijn toegestaan. In beginsel mag volgens de heerschende leer de bewindvoerder derhalve niet vervreemden en bezwaren. Slechts voor zoover vervreemden, gelet op bijzondere omstandigheden, als een daad van beheer valt aan te merken, acht men haar geoorloofd.”17 De heersende leer was toendertijd dus de lijn die wetgever ook heeft benoemd: bevoegdheden kunnen verruimd en beperkt, de bewindvoerder kan beschikkingsbevoegd worden gemaakt, maar moet in zijn handelen binnen de grenzen van de rechtsfiguur beheer blijven.18 Een kleiner bloopertje is nog, dat art. 4:171 BW niet de nieuwe versie is van artikel 1066 OBW.19 Zie de beide wetteksten.


Dit artikel is een ‘work on progress‘ en kan verder worden uitgewerkt en aangevuld. Tips welkom!


Nieuwste berichten in het erfrechtblog

Voetnoten
Voetnoten | bronvermeldingen en commentaar
  1. Prof. mr. M.J.A. van Mourik & prof. mr. F.W.J.M. Schols, Erfrecht (2021), Monografieën Privaatrecht, Deventer, Wolters Kluwer[]
  2. Daar is indertijd nog over te doen geweest, het met jongemannen-‘allure’ volgepompte kandidaat-notaris-trio dat zich oorspronkelijk BSS noemde, werpt Van der Burght voor de voeten dit citaat niet te hebben opgenomen in zijn boek, waarop VdB nuchter reageert dat dit wel is gebeurd, en wel op de juiste plaats – niet bij 4:171 BW, maar onder ‘algemeen’. Waarmee de argumentatie van SBS voor de rechtsgeldigheid van het bij testament toekennen van de bevoegdheid tot verdeling aan de bewindvoerder, nog verder is afgezwakt. []
  3. WPNR 99/6374 p. 749. []
  4. BMEM in WPNR 99/6374, p. 746 []
  5. Staatsblad 2002 nr 82, artikel DDD: na een aanwijzing uit het notariaat wordt het begrip ‘uiterste wil’ wordt in enkele ontwerp-artikelen gewijzigd in ‘uiterste wilsbeschikking’, maar niet bij art. 4:171 BW. []
  6. BMEM, Quasi-wettelijke verdeling als ‘Teilungsanordnung’, WPNR 2004/6571 (I) en WPNR 2004/6572 (II, slot). []
  7. en overigens ook van NOVEX lid Onderwijscommissie mr. Knoppers []
  8. Freek Schols in … (aangehaald in GGB Boelens jan 2023). []
  9. Burgerhart, Verstappen, Afwikkelingsbewind of afwikkelingsstichting, WPNR 2015, in 2004 ook F. Schols in pre-advies []
  10. Zo ook plv PG Wissink in conclusie 9 juni 2023, ECLI:NL:PHR:2023:691. []
  11. 2009, herpublicatie ‘De quasi-wettelijke verdeling als Teilungsanordnung’ []
  12. De norm uit bestendige jurisprudentie van het EHRM bij art. 1 Eerste Protocol EVRM. []
  13. Estate Tip 2004-26 oktober 2004 []
  14. SBS noemt niet de vindplaats van het originele kamerstuk, slechts ‘Parl. Gesch. Boek 3, p. 540.’ In de vijftig jaar die de parlementaire behandeling in beslag nam, waren er meerdere aanlopen en daarom zijn meerdere memories van antwoord. In de Memorie van antwoord Kamerstukken II 1962/63, 3771 nr. 6, is deze frase niet te vinden, het moet dus om een andere ‘de’ memorie van antwoord gaan… []
  15. vof ScholsBurgerhartSchols, Wederom een Leidse schijnaanval op de ‘driesterrenexecuteur’. Verdeling door de executeur-afwikkelingsbewindvoerder? Huijgen, WPNR (2004) 6587 ongepagineerd, p. 5, 6. []
  16. P.W. van der Ploeg, Testamentair Bewind, dissertatie Leiden 1945, Bezige Bij, p. 163 []

[]

  • Het kost wel enige moeite dit onjuist citeren van SBS als foutje te zien. Mensen beginnen normaal gesproken bovenaan een pagina te lezen en komen dan als eerste langs de heersende leer. []
  • Kopje 6 []
  • ____________________________________________

    Geef een reactie

    Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *