Onafhankelijke website over recht en rechtsonzekerheid rond de nalatenschap, voor en na overlijden | Testament of codicil maken? Erfenis of legaat gekregen? Onterfd? Nalatenschap beheren, afwikkelen en verdelen? Dit kennisplatform werkt aan vrij toegankelijke, goed onderbouwde informatie over het Nederlands erfrecht.
Hoge Raad gaat contrair, maakt welbewuste erfstelling niet ongedaan omdat onterfde zoon meent dat moeder niet begreep hoe het zat, hij wel | De casus Perceeltje appelboomgaard
Hoge Raad gaat contrair, maakt welbewuste erfstelling niet ongedaan omdat onterfde zoon meent dat moeder niet begreep hoe het zat, hij wel | De casus Perceeltje appelboomgaard

Hoge Raad gaat contrair, maakt welbewuste erfstelling niet ongedaan omdat onterfde zoon meent dat moeder niet begreep hoe het zat, hij wel | De casus Perceeltje appelboomgaard

Zoon stelt dat moeder hem onder invloed van onjuiste beweegredenen heeft onterfd, ze begreep niet hoe het zat. Hij geeft de naar zijn mening juiste uitleg en vordert vernietiging van de erfstelling. Had erflaatster zijn zienswijze gekend, had ze hem niet onterfd.

Hof en A-G gaan met hem mee, ondanks hiaten in de bewijsvoering – de Hoge Raad gaat contrair.
Erfrecht casus “Perceeltje appelboomgaard”.

1. De casus

Erflaatster is in 1984 gescheiden, bij akte van dading vindt scheiding en deling van de gemeenschap van vruchten en inkomsten plaats. Aan de man wordt toebedeeld een stuk grond ter grootte van 1.72.20 hectare (noot redactie: 172,2 are) met woonhuis, schuren en stal, erflaatster krijgt een op dat perceel afgepaald perceeltje appelboomgaard ter grootte van circa 12,5 are toebedeeld met de verplichting voor haar ex, daar op diens kosten voor erflaatster een Noorse hut ter waarde van Fl 165.000 als nieuw te betrekken woning te laten bouwen, tot die tijd zal voor vervangende woonruimte worden gezorgd tot ene bedrag van Fl. 21.000,-. Verder wordt aan de ex toebedeeld een weiland, houtwal en appelboomgaard ter grootte van ongeveer 4.85 hectare (noot redactie: 485 are). Dat tweede deel verkoopt de ex aan hun zoon en in de akte is vastgelegd dat de koopsom door de zoon aan de vader wordt voldaan door overname van de verplichtingen van zijn vader jegens zijn moeder om de Noorse hut te bouwen. De zoon zal over de bouw rekening en verantwoording aan erflaatster afleggen. De zoon laat een hut bouwen die erflaatster in 1987 betrekt, deze is dan nog niet afgebouwd. Tot die tijd moest erflaatster in een woonwagen op het grondstuk wonen.

  • De eigendom van erflaatster is op het eigendomsbewijs omschreven als “een perceeltje appelboomgaard (…) uitmakende een ter plaatse afgepaald ongeveer oostelijk en resterend gedeelte ter grootte van ongeveer 12 aren en 50 centiaren van het perceel, (…) nummer [001]”

De zoon biedt aan een deel van het perceel van erflaatster te gaan onderhouden en plaatst een hekje. Zonder medeweten en toestemming laat hij dat deel op zijn naam zetten. De hut blijkt aan materiaal niet meer dan ongever Fl. 30.000 te hebben gekost. Erflaatster stoort zich daar erg aan, maar de verhoudingen met de zoon en zijn partner zijn gespannen en erflaatster wil zoveel mogelijk vermijden dat deze verder verslechteren. Ze kaart het onderwerp aan maar maakt er geen rechtszaak van, ze wil de lieve vrede bewaren. Een uit de regulering van familieverhoudingen bekende diplomatieke tactiek van moeders. In 1991 vindt kadastrale opmeting van het perceel van erflaatster plaats, het Kadaster bericht erflaatster dat het nieuwe kadastrale perceel is gevormd en ingeschreven als haar eigendom ter grootte van 0 ha 10 a 55 ca (noot redactie: 10,55 are).

Bij het opmaken van haar testament trekt erflaatster de verhoudingen recht. Ze benoemt haar dochter tot enig erfgenaam waarmee ze haar zoon impliciet onterft. “Ter toelichting van deze erfstelling verwijs ik naar de aan dit testament gehechte bijlage.” In deze niet ondertekende bijlage beschrijft erflaatster uitvoerig wat haar redenen zijn de zoon niet van haar te willen laten erven, hij heeft zich een deel van het haar toekomende perceel toegeëigend, waarmee hij zijn deel al gekregen heeft, de dochter nog niet. Door de inbezitname is het grondstuk dat erflaatster toebedeeld had gekregen, minder waard geworden.

De zoon vordert vernietiging van de erfstelling omdat erflaatster deze zou hebben gemaakt onder invloed van een onjuiste beweegreden. Het klopt niet, zegt de zoon, dat hij zich een stuk grond zou hebben toegeëigend op een juridisch onrechtmatige manier. Er volgt een ingewikkeld verhaal over perceeloppervlakte, latere metingen en verkrijgende verjaring met de conclusie dat in juridische zin geen sprake is van onrechtmatige toeëigening. Het stuk grond van de appelboomgaard dat hij in gebruik heeft genomen, zou in strikt juridische en kadastrale zin niet onder de omschrijving ‘perceeltje appelboomgaard’ vallen. Dat is een deel van het verhaal.

Daarbovenop beweert de zoon, dat had moeder dit alles begrepen of geweten, ze hem niet had onterfd. Er wordt geen bewijs aangedragen voor de stelling dat moeder dit verhaal van de zoon niet kende, en evenmin voor de stelling dat had erflaatster dat verhaal gekend, ze de zoon net zou hebben onterfd.

  • Daarnaast ontstaat door dit betoog de vraag, welk deel van het perceel bij overlijden van erflaatster tot haar nalatenschap behoort – het hele perceel zoals erflaatster dat destijds bij de akte van dading kreeg toebedeeld (12,5 are) of het perceel zonder het deel dat de zoon al dan niet rechtmatig in bezit heeft genomen (10,55 are). De rechtbank gaat uit van 10,55 are, noch de dochter, noch de zoon richten grieven tegen deze vaststelling, het Hof gaat uit van 12,5 are

De dochter stelt een tegenvordering in, die ertoe strekt dat de zoon wordt veroordeeld de waarde van de resterende boomgaard aan de nalatenschap te vergoeden, dan wel het door hem onrechtmatig toegeëigende gedeelte van de boomgaard (ten koste van het gedeelte van moeder) aan de nalatenschap terug te leveren.

De rechtbank wijst de vorderingen van de zoon af omdat de beweegredenen om de zoon te onterven niet in de uiterste wil zijn opgenomen maar in een daarbij behorende bijlage, en dus niet aan de voorwaarden van art. 4:43 lid 2 BW is voldaan.

  • Als achtergondinformatie voor de niet erfrechtelijk geschoold lezer. Bij onterving bestaat in Nederland geen enkele wettelijke verplichting de redenen daarvoor te geven. Voor een onterfd kind is er het vangnet van de legitieme portie met als achterliggende gedachte dat een kind niet het slachtoffer mag worden van beweegredenen voor onterving die in strijd zijn met de openbare orde of fundamentele beginselen. Er wordt in het algemeen wel door de notaris aangeraden, redenen voor onterving duidelijk te maken om ruzie te voorkomen. Gelet op de feiten van dit geval zal niet duidelijk worden of de zichtwijze van de zoon, ook al mocht het juridisch juist zijn, er hypothetisch toe zou hebben gevoerd dat erflaatster tot een andere erfstelling zou zijn gekomen.

2. De zoon gaat in beroep, het Hof wijst de vordering tot vernietiging van de zoon toe.

Tussen partijen is allereerst in geschil of de bijlage bij het testament onderdeel uitmaakt van de uiterste wil en of de beweegreden, zoals artikel 4:43 lid 2 BW verlangt, al dan niet in de uiterste wil is aangeduid.

Het Hof is van oordeel dat de bijlage onderdeel uitmaakt van de uiterste wil van moeder en dat hetgeen in de bijlage staat als ‘in de uiterste wil aangeduid’ heeft te gelden. De bijlage is aan de uiterste wil gehecht en vormt daarmee één geheel. In het testament zelf staat de uiterste wilsbeschikking waar het moeder om gaat; in de bijlage is de toelichting daarop verwoord. De uiterste wilsbeschikkingen van moeder zijn vervat in een notariële akte en voldoen daardoor aan de vormeis die daaraan wordt gesteld. Dat de bijlage niet door moeder is ondertekend maakt dat niet anders. Door de verwijzing naar de bijlage in het testament is duidelijk dat dit haar toelichting is.

Het Hof is van oordeel dat de erflaatster de erfstelling van de dochter en de impliciete onterving van de zoon heeft gemaakt onder invloed van onjuiste beweegredenen. Volgens het Hof is niet gebleken van onrechtmatig handelen van de zoon zodat de veronderstellingen van de erflaatster ten tijde van het opmaken van haar testament onjuist zijn geweest. Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat de zoon in de loop van de tijd ten gunste van zichzelf het aan moeder toebehorende perceel grond heeft verkleind, noch dat de zoon onrechtmatig heeft gehandeld. Aan erflaatster is bij de dading een afgepaald gedeelte van de boomgaard ter grootte van 12.50 are toegedeeld. Zij is hierdoor eigenaar geworden van dat gedeelte van het perceel. Gesteld noch gebleken is dat erflaatster een deel groot 200 m2 op enig moment aan de zoon heeft geleverd, dan wel de zoon dit stuk grond zich heeft toegeëigend. Het feit dat het kadaster in het kader van een meting al dan niet op verzoek van moeder een kleiner perceel inmeet, maakt dit niet anders. Zij was immers krachtens de afspraken en de ter uitvoering daarvan verrichte levering eigenaar van een afgepaald gedeelde ter grootte van 12.50 are. Het voorgaande heeft tot gevolg dat ten tijde van het overlijden van moeder tot haar nalatenschap een perceel grond van 12.50 are behoorde. Dat de zoon tijdens de meting willens en wetens het perceel van moeder ten gunste van zichzelf heeft verkleind heeft de dochter onvoldoende onderbouwd. De zoon heeft die stelling van de dochter gemotiveerd betwist en de dochter heeft geen gespecificeerd bewijsaanbod gedaan, hetgeen wel op haar weg lag.

Het Hof is van oordeel dat erflaatster het verhaal van de zoon niet kende en dat ze haar zoon niet had onterfd, had ze zijn versie van het verhaal gekend.

Tot slot moet de vraag worden beantwoord of de erflaatster haar zoon niet zou hebben onterfd als zij van de onjuistheid van haar veronderstelling kennis had gedragen. De zoon stelt dat als de erflaatster zou hebben geweten dat haar veronderstellingen onjuist waren, zij hem niet zou hebben onterfd en hij evenals de dochter voor 50% in de nalatenschap van de erflaatster zou delen. Die stelling is door de dochter niet, althans onvoldoende betwist. Omdat voldaan is aan de vereisten van art. 4:43 lid 2 BW, dient volgens het hof het testament voor zover het de erfstelling betreft te worden vernietigd. Voor het overige blijft het testament in stand.

Zie: arrest Hof-Arnhem Leeuwarden 12 april 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2760.

3. Is moeders wil geen wet?

juridische knelpunten:

  1. “Mansplaining”
  2. Waaruit bestaat de nalatenschap – wat is er in goederenrechtelijke zin aan eigendom overgedragen bij de akte van dading
  3. Procedure op tegenspraak met bewijs en tegenbewijs of verklaring voor recht?

3.1. “Mansplaining”

In de communicatiewetenschappen bestaat er een begrip voor de gespreksfiguur die de zoon gebruikt: mansplaining. Een samenstelling van de woorden man en explaining. Het duidt op een kennelijk door mannen veelgebruikte techniek waarbij in eigen woorden en het eigen belang volgend, wordt ingevuld wat een vrouw heeft gezegd en heeft bedoeld. De techniek wordt zonder genderspecificatie aangeleerd in professionele communicatieprogramma’s als NLP, waarbij men leert een gesprek of besluitvorming in de eigen gewenste richting te sturen of te domineren. Er wordt ook gebruik van gemaakt door bijvoorbeeld leidinggevenden, politici en advocaten van allerlei kunne, een betere , c.q. meer neutrale benaming zou daarom “manipulative explaining” zijn.

  • In een discussie, gesprek of vergadering geeft iemand (vaak een vrouw) een mening, idee, stellingname e.d.. Even later pakt een ander (vaak een man) dat op en legt het vervolgens uit in zijn eigen woorden, op een manier waar de explainer voordeel bij heeft. De uitleg wordt door de explainer typisch voorafgegaan door een frase als: “samenvattend zegt (eerstsprekende) dus het volgende” of “wat Annemieke probeert te zeggen is”.1

Wanneer men deze communicatietechniek kent en doorziet, bestaan redenen voor de aanname dat het Hof onbewust is meegevaren op de door de zoon ingezette lijn van mansplaining (ook wel manipulative explaining). Het hof heeft gedetailleerd ingezoomed op de al dan niet rechtmatigheid van de verkrijging door de zoon en is, toen men daar uit was, opgelucht in een hinkstap naar de conclusie gesprongen, daarbij uit het oog verliezend wat er aan feiten op tafel ligt. Voor de zwaar in de testeervrijheid ingrijpende conclusie, dat erflaatster een andere uiterste wilsbeschikking had gemaakt, als ze de kijk van de zoon op de situatie had gekend. Het is onbestreden dat de zoon een deel van wat men ziet als de appelboomgaard, in gebruik heeft genomen. Het is onbestreden dat dit tegen de wil van de moeder was en ze daar nooit mee heeft ingestemd. Uit de feiten blijkt niet dat erflaatster de zienswijze van de zoon wel of niet kende. Wel is duidelijk dat erflaatster de kwestie niet hoog wilde opspelen met als reden dat ze de gespannen verhoudingen niet verder wilde verslechteren. Dat noemt men “de lieve vrede bewaren“.

Het juridische knelpunt ligt echter niet zozeer bij de vraag of de zoon volgens het leerstuk van de onrechtmatige daad of volgens gegevens van het Kadaster, het stuk grond al dan niet rechtmatig in bezit heeft. Kernvragen die de Hoge Raad heeft te beantwoorden zijn, of het Hof uit de gestelde feiten af had kunnen leiden dat erflaatster de zienswijze van de zoon niet kende, en had ze die wel gekend, ze hem wel als erfgenaam had ingesteld. Voorzover het feitencomplex uit gepubliceerd vonnis, arrest en conclusie kenbaar is, lijkt het antwoord op die vraag: nee, dat is uit de feiten niet af te leiden.

De raadsheren (een dame twee heren) en Advocaat-Generaal lijken onbewust te zijn meegevaren op een sterk staaltje communicatieve manipulatie en hebben zich geconcentreerd op de vraag of de inbezitname door de zoon juridisch rechtmatig was of niet.2 Maar dat lijkt niet de juiste norm voor een oordeel over de rechtsvraag die aan de kern van deze zaak ten grondslag ,ligt. Het gaat er om of op grond van de gegeven feiten vastgesteld kan worden, dat moeder met een grote mate van zekerheid tot een andere erfstelling zou hebben besloten als ze de argumenten van de zoon had gekend en had geaccepteerd.

Je ziet het vaker in de notariële praktijk, dat moeders bij leven hun mond houden om de lieve vrede te bewaren en de situatie in het testament recht trekken. Onterving van de zoon, of positief geformuleerd het gelijktrekken van de vermogenspositie van de benadeelde dochter, is door erflaatster duidelijk zo gewild. De zoon heeft een deel van wat zichtbaar de appelboomgaard is, in gebruik genomen. Daar was erflaatster het op het moment van het maken van de bestreden erfstelling niet mee eens. Het geven van redenen voor een onterving is niet verplicht. Waren er geen redenen gegeven, was er voor de dochter geen vuiltje aan de lucht geweest.

Moet een nadrukkelijk gewenste erfstelling voor nietig worden gehouden omdat een mannelijke legitimaris meent dat moeder een juridische kwestie niet heeft begrepen?

Bij de erfstelling ging het om een duidelijke en welbewuste keus. Hier is een van de meest elementaire beginselen van het testamentair erfrecht in het geding, de testeervrijheid, gebaseerd op het eigendomsrecht, beschermd door het Europees grondrecht op een ongestoord genot van eigendom. Kan het onverplicht geven van beweegredenen bij een onterving die duidelijk is gewild, er in redelijkheid en billijkheid toe voeren dat de wens achteraf niet serieus wordt genomen en wordt verworpen?

3.2 Waaruit bestaat de nalatenschap – wat is er in goederenrechtelijke zin aan eigendom overgedragen bij de akte van dading

Noot redactie; wordt nog uitgewerkt

3.3 Procedure op tegenspraak met bewijs en tegenbewijs of verklaring voor recht?

cruciale rechtsoverweging van het Hof, 4.20:

Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of moeder [de zoon] niet impliciet zou hebben onterfd, indien zij van de onjuistheid van haar veronderstelling kennis had gedragen. [De zoon] stelt dat indien en voor zover moeder zou hebben geweten dat haar veronderstellingen onjuist waren, zij hem niet zou hebben onterfd en dat hij evenals [de dochter] voor 50% in de nalatenschap van moeder zou delen. Die stelling van [de zoon] wordt door [de dochter] niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist.’

Noot redactie; wordt nog uitgewerkt

4. De dochter gaat in appel

In het principaal cassatieberoep komen onder meer de volgende vragen aan de orde: (i) is art. 4:43 lid 2 BW van toepassing op een ‘middellijke’ onterving, (ii) komt de (impliciet) onterfde een beroep toe op 4:43 lid 2 BW, en (iii) hoe moeten in dit geval de voorwaarden die art. 4:43 lid 2 BW stelt aan vernietiging, worden uitgelegd en toegepast? Verder wordt zowel in het principaal als in het incidenteel cassatieberoep geklaagd dat het hof de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep heeft miskend.

De A-G meent dat wetgever in art. 4:43 lid 2 BW met ‘uiterste wil’ niet doelt op een aan vormvoorschriften gebonden akte, maar op ‘het geheel van uiterste wilsbeschikkingen welke de erflater in een of meer akten heeft getroffen’. De term heeft in dit artikel dus een materiële betekenis, in tegenstelling tot de meeste andere bepalingen van Boek 4 waarin ‘uiterste wil’ een formele betekenis heeft. In cassatie is onbestreden de vaststelling van het hof dat de bijlage is gehecht aan de uiterste wil en daarmee één geheel vormt. Door uitdrukkelijk te verwijzen naar de toelichting in de erfstelling zelf, moet de wil van moeder worden geacht erop te zijn gericht de in de toelichting vervatte beweegreden(en) in de uiterste wilsbeschikking zelf aan te duiden. Het zou anders liggen wanneer in de uiterste wilsbeschikking niet zou zijn verwezen naar de bijlage bij de uiterste wil, terwijl deze bijlage wél aan de uiterste wil zou zijn gehecht.

De conclusie strekt tot verwerping van het appel van de dochter

CONCLUSIE A-G VLAS 26 MEI 2023, ECLI:PHR:2023:544

ARREST HOGE RAAD 27 oktober 2023, ECLI:HR:2023:1486, contrair.

Voortgang bij Hof Den Bosch onbekend – informatie daarover wordt op prijs gesteld.3


Nieuwste berichten in erfrechtblog Lang leve de nalatenschap

Noten
Voetnoten | bronvermeldingen en commentaar
  1. prachtig voorbeeld daarvan in deze video van een talkshow van de Washington Post met onder andere actrice Meryl Streep. []
  2. Een raadsvrouwe is raadsheer; een raadsheer is notaris (“een groot deel van de tijd ben ik druk met estateplanning“) en docent privaatrecht en notarieelrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen onder de professoren Burgerhart (bijzonder, gefinancierd door het notariaat) en Verstappen, studie notarieelrecht en de derde raadsheer was dertien jaar (kandidaat)notaris en is nu vooral rechter (senior-raadsheer), studie klassieke talen en notarieelrecht (zie hier). []
  3. Kan als reactie hieronder, wordt alleen gepubliceerd met toestemming en zonder persoonsgegevens of naar een persoon, kantoor of familie herleidbare gegevens. []
____________________________________________

2 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *